Inbreng Verslag Rijkswet Nati­o­na­liteit Zeeschepen


8 februari 2012

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben er met ontsteltenis van kennis genomen dat de regering middels een deze wetswijziging een nieuwe poging waagt om de zeebrieven van organisaties als Sea Shepherd Conservation Society te kunnen afnemen.

De Partij voor de Dieren is er trots op dat onder Nederlandse vlag burgerrechten en de vrijheid van demonstratie worden benut om actie te voeren tegen de zeer wrede walvisjacht die (onder andere) Japan jaar na jaar uitvoert –ondanks het moratorium dat in internationale verdragen is vastgelegd. Is de Nederlandse regering er, als verklaard voorvechter van mensenrechten wereldwijd, niet trots op dat belangrijke verworvenheden als de vrijheid van demonstratie onder Nederlandse vlag worden benut? Graag een reactie!

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen van de regering weten of zij waardering hebben voor de doelstellingen en het werk van een maatschappelijke organisatie als Sea Shepherd Conservation Society , die opkomt voor het leven in zeeën en oceanen. Erkent de regering het belang van maatschappelijke organisaties als Sea Shepherd Conservation Society evenals het belang van de burgerrechten en de vrijheid van demonstratie in een ordentelijke democratische rechtsorde, en is zij bereid deze waarden gepassioneerd te verdedigen op het internationale podium? Zo ja, kan de regering uiteenzetten hoe zij dit tot nu toe heeft gedaan in de richting van Japan? Zo neen, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen het voorliggende wetsvoorstel met kracht af. Al wil de regering het doen voorkomen alsof de wetswijziging losstaat van de handelsrelatie tussen Nederland en Japan, het is al van het begin af aan duidelijk wat de motieven zijn achter de aankondiging, nu al weer ruim een jaar geleden, om de wet te wijzigen om zeebrieven van Nederlandse schepen te kunnen afnemen. Deze wetswijziging is louter ingegeven en gestuurd door klachten van Japanse zijde over het werk van Sea Shepherd Conservation Society, namelijk het verhinderen van de illegale Japanse walvisjacht in de wateren rond Antarctica. Tot op de dag van vandaag vindt de Partij voor de Dieren de houding van de Nederlandse regering ten opzichte van Japan in deze kwestie onvoorstelbaar. Het dispuut met Japan moet gaan over haar voortdurende schendingen van het moratorium op de walvisjacht. Het kabinet stelt echter voor haar nationale wetgeving aanpassen omdat Japan klaagt dat ze bij de uitvoering van haar illegale activiteiten last heeft van een onder Nederlandse vlag varend actieschip. Dat terwijl de incidenten waar Japan naar verwijst nooit strafrechtelijk zijn onderzocht. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de Nederlandse regering tegen Japan moet zeggen dat zij geen boodschap heeft aan klachten over actievoerders zolang Japan zelf de internationale rechtsorde niet respecteert. Kan de regering de Kamer laten weten of zij daartoe bereid is? Zo neen, waarom niet?

Het vorige kabinet heeft een wijziging van de Zeebrievenwet ingediend om de mogelijkheid te creëren om zeebrieven van Nederlandse schepen te kunnen intrekken. Het huidige kabinet heeft dat wetsvoorstel, mede door de grote weerstand van de Tweede Kamer en rechtsgeleerden, ingetrokken. De Partij voor de Dieren was daar verheugd over. Het nu voorliggende wetsvoorstel, de Rijkswet Nationaliteit Zeeschepen, bevat echter nog veel van de elementen van de eerdere zeebrievenwetswijziging, al zijn er een aantal van de gronden die het vorige kabinet wilde aanvoeren om zeebrieven te kunnen ontnemen, geschrapt. De regering blijft echter hardnekkig vasthouden aan het voornemen om via bestuursrechtelijke weg een zeebrief van een Nederlands schip te kunnen ontnemen. Dit is wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreft onaanvaardbaar. Het is bovendien in strijd met internationaal recht. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen dan ook over dit deel van de voorliggende wet de volgende vragen stellen.

In de Memorie van Toelichting wordt gesteld dat het voorliggende wetsvoorstel invulling geeft aan artikel 91 van het VN-Zeerechtverdrag. In antwoord op Kamervragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel 3352) en in een brief van de huidige minister van Infrastructuur en Milieu (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 288, nr. 5) werd echter nog aangegeven dat het wetsvoorstel, wat op dat moment in voorbereiding was, bedoeld was om ‘uitvoering te geven aan het VN-Zeerechtverdrag en aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden’. Kennelijk werd de uitvoering van het VN-Zeerechtverdrag in deze wet toen niet beperkt geacht tot artikel 91 van het VN-Zeerechtverdrag, maar was het de bedoeling om het gehele VN-Zeerechtverdrag hierin te implementeren. Dit is althans zo meermalen gecommuniceerd. Is de veel smallere formulering van de doelstelling van de wet in de nu voorliggende Memorie van Toelichting het gevolg van een nieuw verworven inzicht van de regering dat het ontnemen van zeebrieven van schepen die de Nederlandse vlag voeren in strijd is met artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag, dat voorschrijft dat vlaggenstaten doeltreffend hun rechtsmacht uitoefenen? Zo nee, waar komt deze opmerkelijke wijziging van de formulering van het doel van de wet dan vandaan? Hoe kunnen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren anders concluderen dan dat de regering hiermee aangeeft dat zij weet dat het voorliggende wetsvoorstel in strijd is met artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag?

Uit de Memorie van Toelichting blijkt ook niet wat de motivering van de regering is om nu een mogelijkheid te creëren om schepen hun zeebrief te ontnemen. Er wordt enkel gesteld dat er ‘behoefte bestaat om de nationaliteit aan een schip te weigeren of te ontnemen’. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag een nadere toelichting hierop. Bij wie bestaat die behoefte, en waarom? En waaruit blijkt volgens de regering dat die behoefte bestaat? De Memorie van Toelichting geeft daar op geen enkele wijze duidelijkheid over. Ook de Raad van State heeft hier kritiek op geuit, maar nog steeds heeft de regering verzuimd duidelijk te maken waarom het mogelijk zou moeten zijn om zeeschepen hun nationaliteit te ontnemen. Waarom is de noodzaak voor deze wetswijziging niet onderbouwd of aangetoond? De regering heeft zich toch tot doel gesteld om onnodige regels te schrappen? Nu gaat zij er zelf onnodige regels bij maken! De regering onderkent wel dat het ontnemen van een zeebrief zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor een schip, bijvoorbeeld wanneer zich een noodsituatie op volle zee voordoet. De fractie van de Partij voor de Dieren zien overal bewijzen dat het hier gaat om gelegenheidswetgeving, kennelijk met het oog op het doel de diplomatieke banden met Japan zo goed mogelijk te houden. De leden van deze fractie zijn benieuwd naar onderbouwde argumentatie van de regering als zij het tegendeel zouden beweren.

Het zal duidelijk zijn dat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niets in deze wetswijziging zien waardoor schepen via bestuursrechtelijke maatregelen hun zeebrief kunnen kwijtraken. Zij weten zich hierin gesteund door de Raad van State en door erkende experts op het gebied van internationaal recht, zoals ook bleek tijdens een Rondetafelgesprek dat over de eerder aangeboden wijziging van de Zeebrievenwet werd gehouden op initiatief van de Partij voor de Dieren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen dat Nederland haar rug recht houdt in gesprekken met Japan, en Japan laat weten dat zij geen last zullen hebben van actievoerders op zee als zij zich houden aan het internationale verbod op de walvisjacht. Het door Japan ervaren probleem kan simpel worden opgelost als zij haar walvisschepen voortaan in de haven laat. Heeft de regering al eens iets van die strekking in de richting van Japan gecommuniceerd? Zo ja, wanneer was dat? Zo neen, waarom niet?

De Partij voor de Dieren-fractie wijst erop dat als Japan toch op walvissen jaagt, de internationale gemeenschap zou moeten optreden om de afspraken te handhaven. Is de regering het daarmee eens? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn mogen we actie verwachten van de Nederlandse regering? Zo neen, waarom vindt de Nederlandse regering dat, zeg, Griekenland zich wel aan gemaakte afspraken zou moeten houden op straffe van sancties, en zou dat voor Japan niet opgaan?

Incidenten op zee tussen de Japanse walvisvloot en de schepen van Sea Shepherd Conservation Society worden klaarblijkelijk door de regering aangegrepen om de intrekkingsgronden van de zeebrieven via de voorliggende wet te wijzigen. Maar het enige wat Sea Shepherd Conservation Society doet is gebruik maken van het recht op demonstratie. Hoe zit het met schepen die wet- en regelgeving overduidelijk overtreden door ernstige vergrijpen als terrorisme, drugssmokkel, dumping op zee of illegale vangst? Kan de minister aangeven of hiervoor Nederlandse schepen in de afgelopen 20 jaar strafrechtelijk zijn vervolgd? In hoeveel van deze gevallen is het tot een straf gekomen? Is in het verleden al eens een zeebrief van een Nederlands schip ingetrokken? Zo ja, op welke gronden gebeurde dat? Hoe hebben andere landen, zoals Duitsland, Engeland en België de intrekkingsgronden van de zeebrief wettelijk geregeld? In hoeverre komt dat overeen met het nu voorliggende Nederlandse voorstel?

De wens van de regering om overtredingen via bestuursrechtelijke maatregelen aan te pakken doet rechtsgeleerde wenkbrauwen ernstig fronsen. Een belangrijk verschil tussen het bestuursrecht en het strafrecht is dat bij toepassing van het strafrecht een onafhankelijke partij na een eerlijk proces een sanctie kan opleggen als het wederrechtelijk handelen wettig en overtuigend bewezen is. Met de nu voorgestelde wetswijziging wordt het intrekken van een zeebrief echter een bestuursrechtelijke zaak, waarbij politieke overwegingen leidend kunnen zijn en sancties direct opgelegd kunnen worden. Hiermee creëer je een levensgrote kans op willekeur. Alle schepen die onder Nederlandse vlag varen vallen op dit moment al onder het Nederlandse strafrecht. Is het kabinet bereid te erkennen dat daarmee niet alleen de wettelijke mogelijkheid maar ook de plicht bestaat om handhavend op te treden in geval van wetsovertredingen door een onder Nederlandse vlag varend schip? Waarom is deze weg tot nu toe niet bewandeld? Wat is precies de meerwaarde die het kabinet van dit wetsvoorstel verwacht als strafrechtelijke vervolging bij ongeoorloofde gedragingen nu al mogelijk is? Onderschrijft het kabinet de constatering dat dit wetsvoorstel ruime mogelijkheden biedt voor willekeur met betrekking tot de beslissing om een zeebrief al of niet in te trekken?

Als het doel inderdaad het effectief uitoefenen van toezicht op het gedrag van zeeschepen is, zijn bestuursrechtelijke maatregelen een oneigenlijk en disproportioneel middel om het doel te bereiken. Het kabinet heeft nergens beargumenteerd is waarom het strafrecht niet toereikend zou zijn om het beoogde doel te bereiken. Zeker als er met bestuursrecht het nadeel van mogelijke willekeur zijn intrede doet, zou je goede redenen moeten hebben om van het strafrecht over te stappen naar het bestuursrecht als basis voor handhaving van de wet. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien die redenen niet. De Raad van State deelt die visie en vroeg op dit punt meer uitleg van het kabinet. Die uitleg is niet gekomen. Als het strafrecht in haar huidige vorm te weinig mogelijkheden zou bieden, waarom wordt er dan geen voorstel tot wijziging van het strafrecht gedaan? Op basis van welke overweging wordt het bestuursrecht gekozen om overtredingen aan te pakken? Op welke wijze denkt de minister te kunnen waarborgen dat deze bestuursrechtelijke mogelijkheid niet voor politieke doeleinden misbruikt wordt?

Kan het kabinet bevestigen dat Japan tot nu toe niet één keer een aanklacht heeft ingediend waardoor zou kunnen worden overgegaan tot strafrechtelijk onderzoek? Heeft de Nederlandse regering Japan ooit gevraagd om dat wel te doen, zodat de feiten hadden kunnen worden onderzocht? Heeft de Nederlandse regering Japan ooit gevraagd bewijsmateriaal te overleggen over de incidenten met Sea Shepherd Conservation Society waarover zij bij Nederland heeft geklaagd? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo neen, waarom niet? Kan het kabinet bevestigen dat Sea Shepherd Conservation Society zich altijd zeer bereidwillig heeft opgesteld om mee te werken aan eventueel strafrechtelijk onderzoek, en dat Sea Shepherd Conservation Society telkens, gevraagd en ongevraagd bewijsmateriaal en feiten heeft overlegd?

Naast het feit dat nut en noodzaak van het opnemen van nieuwe gronden voor weigering en intrekking van zeebrieven ontbreken en in de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren volledig misplaatst zijn, hebben zij ook nog een groot aantal vragen over de inhoud van deze wijziging in voorgestelde artikelen 12 en 13.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen bevestigen dat intrekking van de zeebrief een ernstige en verstrekkende maatregel is. Verlies van een Nederlandse zeebrief kan ernstige gevolgen hebben voor een schip dat zich nog op zee of in een buitenlandse haven bevindt aangezien het in beginsel niet meer kan rekenen op bescherming van Nederland als de vlaggenstaat. Dat geldt uiteraard voor alle schepen die getroffen kunnen worden door dit nieuwe regime, niet alleen die van Sea Shepherd Conservation Society. Hoe denkt de minister daarmee om te gaan?

Vlaggenstaten zijn volgens artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag verplicht om een doeltreffend rechtsmacht en toezicht uit te oefenen over haar schepen. Dit betekent dat Nederland verplicht is haar rechtsmacht zo te regelen dat het de naleving van het recht verzekert. Door de voorgestelde wijziging, met het doel om zeebrieven in te trekken wordt deze rechtsmacht niet uitgeoefend, maar onttrekt Nederland zich juist van deze verplichting. Hoe verhouden de voorgestelde intrekkingsgronden zich tot artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag? De regering stelt immers ook zelf in de Memorie van Toelichting dat met het verlenen van nationaliteit aan een zeeschip tot uitdrukking wordt gebracht dat de staat waarin het schip geregistreerd staat jurisdictie kan uitoefenen over dat schip. Omgekeerd geldt dan ook dat met het ontnemen van de nationaliteit, het uitoefenen van jurisdictie over het schip onmogelijk wordt. De regering stelt dat de mogelijkheid van het ontnemen van nationaliteit als sanctiemaatregel de mogelijkheid om effectief rechtsmacht uit te oefenen vergroot. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen hier graag een nadere toelichting op, aangezien het omgekeerde juist het geval lijkt te zijn. Wanneer een de nationaliteit van een schip wordt ontnomen, kan de vlaggenstaat ook niet meer handhavend optreden bij overtredingen. Dit kan een groot gevaar opleveren voor bijvoorbeeld het milieu, wanneer de nationaliteit van een recidiverende overtreder van bijvoorbeeld de geldende milieuregels haar Nederlandse zeebrief verliest. Het ligt immers in de lijn der verwachting dat dit schip doorgaat met deze overtredingen, en Nederland heeft dan zelf geen mogelijkheden meer om hiertegen handhavend op te treden. Kan de regering bevestigen dat deze situatie zich voor zou kunnen doen onder de nieuwe wet. En is de regering het met de Partij voor de Dieren eens dat dit onwenselijk zou zijn? Is de regering voornemens in dit soort gevallen over te gaan tot het intrekken van de zeebrief? Zo nee, in welke gevallen acht de regering het denkbaar dat zij wel overgaat tot het intrekken van de zeebrief? Graag duidelijkheid.

Kan de regering voor elk van de opgevoerde gronden voor intrekking van de zeebrief in artikel 13 van het voorliggende wetsvoorstel een drietal denkbare casussen geven waarbij de regering het denkbaar acht dat daadwerkelijk wordt overgegaan tot het intrekken van de zeebrief?

De regering stelt dat het vanzelf spreekt dat er zorgvuldig met het ontnemen van de zeebrief wordt omgegaan, en dat het doorhalen van de nationaliteit voorafgegaan zal worden door een toezichtstraject, inclusief waarschuwingen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn erg benieuwd hoe een dergelijk toezichtstraject er uit zal zien. Wat stelt de regering zich hierbij voor? Door wie zal het toezicht worden uitgevoerd, en op welke wijze? Volgens welke afweging wordt besloten wanneer toezicht niet meer helpt en de vlag wordt ingetrokken? Hoeveel waarschuwingen zullen er gegeven worden, en hoe wordt gecontroleerd of de kapitein van het schip zich daadwerkelijk houdt aan de normen? En waarom, als er kennelijk sprake moet zijn van een zich herhalende overtreding, wordt er dan niet gekozen voor een strafrechtelijke bestraffing hiervan?

Kan de regering de gronden voor doorhaling van de nationaliteit van een zeeschip nader toelichten? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten wat er precies wordt bedoeld met een doorhaling wanneer “de nationaliteit van het zeeschip niet langer verenigbaar is met volkenrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk en de onverenigbaarheid niet kan worden opgeheven door het stellen van voorwaarden”, zoals neergelegd in voorgesteld artikel 13 lid 1 sub c? Wat wordt er hier wel en niet verstaan onder volkenrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk? Daar zijn de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erg benieuwd naar. Wat gebeurt er wanneer er sprake is van conflicterende volkenrechtelijke verplichtingen, zoals verplichtingen op grond van het internationale moratorium op de walvisvangst of het recht op demonstratie, zoals vastgelegd in artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en eventuele afspraken met de Japanse regering?

Kan de regering aangeven welke volkenrechtelijke verplichtingen zij heeft naar Japan toe, en welke afspraken met Japan eventueel als een dergelijke verplichting kunnen gelden? Op welke wijze wordt de keuze gemaakt wanneer zich een conflict voordoet? Wat wordt er bedoeld met ‘het stellen van voorwaarden’ wat kennelijk nodig is voordat een zeebrief op deze grond kan worden afgenomen? Kan de regering het traject schetsen van het intrekken van een zeebrief op deze genoemde grond, inclusief voorbeelden die zij voor zich ziet van situaties en betrokken zeeschepen die hierom een zeebrief ontnomen dan wel geweigerd wordt?

Waarom is er bij (onder andere) deze grond opgenomen dat er overleg moet zijn tussen de minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Buitenlandse Zaken wanneer een zeebrief op grond van onverenigbaarheid met volkenrechtelijke verplichtingen ontnomen dan wel geweigerd wordt? Onderschrijft de regering de constatering dat het feit dat toepassing van deze bepaling niet door een rechter getoetst kan worden, de rechtszekerheid aantast? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het criterium van verenigbaarheid van volkenrechtelijke bepalingen om zeebrieven in te trekken dan wel te weigeren onacceptabel, en vragen de regering of zij bereid is deze met een nota van wijziging uit het wetsvoorstel te verwijderen, is zij hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen niets over het recht op demonstratie in het voorliggende wetsvoorstel. Zij vinden dit zeer opmerkelijk, aangezien het opnemen van gronden om zeebrieven in te trekken louter en alleen gericht lijkt te zijn op de schepen van Sea Shepherd Conservation Society, die juist gebruik maken van het recht op demonstratie, dat is vastgelegd in artikelen 10 en 11 van het EVRM. Kan de regering aangeven hoe de voorgestelde artikelen 12 en 13 zich verhouden tot dit recht op demonstratie? Is zij bereid deze artikelen niet van toepassing te verklaren op schepen die onder Nederlandse vlag protesteren tegen misdaden van andere schepen, zoals de schepen van Sea Shepherd Conservation Society doen die onder moeilijke omstandigheden proberen invulling te geven aan het internationale moratorium op de walvisvangst? Zo nee, waarom niet? Volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verdragen de intrekkingsgronden zich niet met artikel 10 en 11 EVRM, omdat ze miskennen dat in internationale en territoriale wateren op schepen die onder Nederlandse vlag varen, demonstraties kunnen plaatsvinden die een legitiem doel dienen, maar wel schade tot gevolg kunnen hebben en die door andere staten als een ernstige inbreuk op de rechtsorde worden ervaren. Hoe beoordeelt de minister dit?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook veel bezwaar tegen voorgesteld artikel 13 lid 4 sub a. Hierin wordt gesteld dat een zeebrief kan worden ontnomen indien “het zeeschip is gebruikt voor een handeling, die bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis tot veroordeling wegens een misdrijf en oplegging van een boete van de vierde categorie of hoger, of een gevangenisstraf van tenminste twee jaren, heeft geleid”.

De Partij voor de Dieren wijst erop dat Japan al eens is veroordeeld door de VN-werkgroep voor Willekeurige Detentie over een proces dat zij tegen walvisactivisten heeft gevoerd. Dat betrof twee Japanse Greenpeace-medewerkers, Junichi Sato en Toru Suzuki, die aangifte probeerden te doen van de illegale handel in walvisvlees. De VN-mensenrechtencommissaris heeft over dit proces haar ernstige zorgen uitgesproken, en de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie oordeelde dat Japan in deze zaak de mensenrechten heeft geschonden en dat de voorwaardelijke opsluiting van de Greenpeace-medwerkers politiek gemotiveerd was. En toch neemt de regering nu een grond in een wet op waardoor op basis van uitspraken van een Japanse rechter de zeebrief van een Nederlands zeeschip kan worden ontnomen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich daar grote zorgen en vragen de regering te reflecteren op de kritiek van de VN. Erkent de regering dat Japan heeft laten zien willekeur tentoon te spreiden bij de conflicten tussen walvisjagers en actievoerders, in het nadeel van de actievoerders? Zo neen, waarom niet?
Zelfs op dit moment heeft het er alle schijn van dat politieke motieven aanleiding kunnen zijn om actievoerders op te pakken en maandenlang gevangen te houden. De recente arrestatie van Erwin Vermeulen, de Nederlandse vrijwilliger van Sea Shepherd Conservation Society die op vreedzame wijze de slachting van dolfijnen in het plaatsje Taiji filmde, lijkt een herhaling van de wijze waarop Japan met de Greenpeace-activisten is omgegaan. Voor een vermeende duw eist de Japanse aanklager twee jaar gevangenisstraf. Een dergelijke aanklacht voor een actievoerder op een schip, gevolgd door een veroordeling van een Japanse rechter, zou dus grond kunnen zijn voor het intrekken van de Nederlandse nationaliteit van een van de schepen van Sea Shepherd Conservation Society. Kan de regering bevestigen dat dit zo zou kunnen werken? Zo ja, hoe verantwoordt de regering dit en hoe verhoudt dit zich wederom tot het recht op demonstratie? Waarom wordt er bij deze grond niet gespecificeerd dat de veroordeling door een Nederlandse rechter moet zijn opgelegd? Kan de regering bevestigen dat dit zeer ongewenste consequenties kan hebben, omdat de Nederlandse regering zich dan moet conformeren aan uitspraken van een buitenlandse rechter, waarvan niet gegarandeerd kan worden dat de rechtsgang zorgvuldig is doorlopen?

De regering stelt in de Memorie van Toelichting dat het hier misdrijven betreft die dermate zwaar zijn dat onmiddellijke ontneming van de nationaliteit gerechtvaardigd is. Kan de regering bevestigen dat het bovenstaande aantoont dat het zeker niet altijd om ‘zware misdrijven’ gaat wanneer een dergelijke straf is opgelegd? Is de regering bereid deze grond uit het wetsvoorstel te schrappen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook ernstige zorgen over de consequentie van het opnemen van de grond in artikel 13, lid 4 sub f: “handelingen worden verricht met of vanaf het zeeschip waarvan de betrokkenen weten of behoren te weten dat die ernstige schade tot gevolg kunnen hebben voor andere schepen, zich daarop bevindende opvarenden of daarop aanwezige lading en die ernstige schade zich als gevolg van die handelingen daadwerkelijk heeft voorgedaan”. Kan de regering nader toelichten wat er wordt bedoeld met ‘ernstige schade”? Wordt hiermee fysieke schade aan een ander schip en/of bemanningslid bedoeld, of is het begrip zo op te rekken dat bijvoorbeeld de Japanse walvisjagers reputatieschade kunnen claimen en dat dit reden kan zijn om een zeebrief in te trekken? Graag reactie met voorbeelden die de regering voor zich ziet bij toepassing van deze grond.

De fractie van de Partij voor de Dieren wijst het voorliggende wetsvoorstel met kracht af. De omstreden wijziging van de Zeebrievenwet is nu in een andere verpakking weer teruggekomen bij de Tweede Kamer. De Partij voor de Dieren vraagt de minister dringend om de nieuwe gronden voor intrekking van zeebrieven te verwijderen uit de voorliggende wet.