Inbreng Schrif­telijk Overleg Energie gasopslag, CO2-opslag


10 maart 2011

Gasopslag Bergermeer

Minister Verhagen heeft eerder verschillende vragen van de Partij voor de Dieren over de plannen voor gasopslag in de Bergermeerpolder afgedaan met de opmerking dat “het standpunt van de Partij voor de Dieren ten aanzien van de gasopslag” hem “bekend was”. Een antwoord op onze vragen kregen we niet. Op z’n zachtst gezegd is het opmerkelijk dat kritische vragen uit de Kamer over een omstreden project waarbij belangrijke waarden als veiligheid, leefbaarheid en natuur in het geding zijn, niet zorgvuldig worden beantwoord door een kabinet. Het is ook uiterst ongewenst. De fractie van de Partij voor de Dieren stelt de vele vragen die zij heeft ten aanzien van de gasopslag dan ook alsnog in dit schriftelijk overleg ter voorbereiding op het AO van 30 maart. De leden van deze fractie hopen erop te mogen rekenen dat zij duidelijke antwoorden tegemoet kan zien.

Natuur
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien niets in het plan om gas op te slaan onder de Bergermeerpolder. Het gaat hier om een waardevol natuurgebied dat aangewezen is als deel van de Ecologische Hoofdstructuur, kerngebied voor weidevogels en een Belverdere- en stiltegebied. De plannen voor gasopslag vormen dan ook een ernstige bedreiging voor dit unieke gebied. De waarde van de Bergermeerpolder komt voort uit het feit dat het een overgangszone tussen de binnenduinrand van het westen en de oude strandwallen in het oosten vormt. Hiermee zijn de Loterijlanden, bloem- en vlinderrijke graslanden met greppeltjes die deel uitmaken van dit gebied, veel aantrekkelijker voor weidevogels dan de intensief bewerkte omliggende landbouwgronden. De ernstig bedreigde grutto broedt in het gebied, een belangrijke onderstreping van de conclusie dat de Bergermeerpolder ecologische gezien zeer waardevol is. In Nederland gaat het met de grutto al niet goed. Dat terwijl grutto's dè ambassadeurs zijn van het Nederlandse polderlandschap. Nederland is een belangrijk land voor broedende weidevogels en er rust dan ook een internationale plicht om dit te faciliteren en in stand te houden. Vandaag de dag zijn grutto’s hier echter nauwelijks nog te vinden. Omstreeks midden jaren zestig kon de grutto het tempo van de agrarische veranderingen niet meer bijbenen. Sindsdien is het bergafwaarts gegaan: van 85.000 tot 100.000 paar in de jaren 80 naar 46.000 paren in 2000 en nog steeds gaat de populatie dramatisch achteruit. Gebieden waar de grutto voorkomt zouden dus niet mogen worden aangetast, en dat geldt ook voor de andere Rode Lijst-vogelsoorten die in de Bergermeerpolder een beschermd leefgebied hebben gevonden dat zij hard nodig hebben voor hun voortbestaan.

Gelet op zowel nationale afspraken (EHS) als internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan (we wijzen op het Biodiversiteitsverdrag en de ook door Nederland onderschreven doelstelling om het verlies aan plant- en diersoorten in ieder geval te stoppen) zou het kabinet moeten kunnen aantonen dat de realisatie van gasopslag onder de Bergermeerpolder niet leidt tot een achteruitgang van de betreffende beschermde soorten. Die onderbouwing is er niet. Waarom denkt het kabinet dit plan dan toch te kunnen doorzetten?

De Partij voor de Dierenfractie wijst erop dat er in de voorliggende plannen twee jaar lang jaarrond gewerkt zal worden aan de boorlocatie. Dat wordt in natuurbeschermingsjargon ‘verstorende activiteiten’ genoemd. In eenvoudig Nederlands: de weidevogels die tot nu toe in rust en bescherming hebben kunnen leven en broeden in de Bergermeerpolder, worden verjaagd. Of zij in de buurt een alternatieve broedplek zullen vinden en daar gebruik van zullen maken, is allerminst zeker en het kabinet geeft ook geen onderbouwing van die veronderstelling. Compensatie geeft namelijk geen enkele zekerheid over de duurzame vestiging van de weidevogels. Het op deze wijze willen sturen van vogels is geen beproefd praktijkconcept. Hoe denkt de minister dat een duurzame vestiging van de weidevogels wordt gewaarborgd in de huidige plannen? Kan het kabinet inzichtelijk maken op welke wijze Nederland nog aan haar internationale verplichtingen op het gebied van broedvogels en weidevogels kan voldoen als zij dit soort activiteiten in onze vogelkerngebieden wil toestaan?

Door deze plannen zal het voortbestaan van de grutto in Nederland verder onder druk komen te staan. Er is geen enkele garantie dat de voorgestelde compensatieplannen ook daadwerkelijk voor een duurzame vestiging van weidevogels zullen zorgen. Daar komt bij dat de Nederlandse regering geen bijzonder goede reputatie heeft als het gaat om het nakomen van afspraken rond natuurcompensatie. Alleen al het Westerschelde-dossier illustreert de letterlijke onwil om de natuurbelangen serieus te nemen: eerst wordt met de hand op het hart compensatie beloofd, en wanneer het betreffende natuurgebied eenmaal in gebruik is genomen door de economie, komt er van de beloofde compensatie niets terecht.

Is het waar dat er in de nu voorliggende plannen ook tijdens het broedseizoen verstorende activiteiten zullen plaatsvinden voor de realisatie van de gasopslag? Zo ja, waarom is de aanname dat de vogels een lokale alternatieve broedplek kunnen vinden niet onderbouwd? Zo neen, op welke wijze is dat vastgelegd? Zal de aanwezigheid van broedvogels zowel binnen het gebied als op de alternatieve broedlocatie worden gemonitord en zo ja, door wie? En zal er worden gewerkt met een hand-aan-kraan principe zodat bijgestuurd kan worden als blijkt dat er negatieve gevolgen optreden en worden in de milieuvergunning voorwaarden gesteld met betrekking tot de verstoring en de effectiviteit van de compensatie in de praktijk? Zo neen, waarom niet?

Het gebied is niet alleen ecologisch waardevol vanwege de vogels die er voorkomen. Door brak kwelwater komen er ook bijzondere plantensoorten voor. Zo groeien er in de bloemrijke graslanden dotterbloem, echte koekoeksbloem en rietorchis. De aanleg van een boorlocatie in de Loterijlanden zal een grote bedreiging vormen voor de bijzondere dotterbloemvegetaties, zoals ook de Commissie MER in haar advies schrijft. Het rijksinpassingsplan gaat ervan uit dat schade aan de vegetatie hersteld kan worden. Op welke inzichten is dit gebaseerd? Worden de effecten van bemaling op de omgeving gemonitord, zodat maatregelen genomen kunnen worden om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, in overeenstemming met advies van de commissie MER? Zo ja, op welke wijze wordt dit vorm gegeven, door wie wordt de monitoring uitgevoerd en wie gaat de kosten hiervan dragen? Zo neen, hoe kan er dan verzekerd worden dat schade hersteld wordt? In het voorstel staat dat er in het natte seizoen gegraven wordt om effecten te minimaliseren. Maar welke periode wordt er exact bedoeld met de natte periode? Wordt als tijdelijke compensatie voor de onttrekking de peilverlaging in de winter dan achterwege gelaten? Zo neen, op welke wijze wordt de wateronttrekking dat gecompenseerd en wordt dus zekerheid geboden dat er geen blijvende schade optreed?

Klopt het dat er ook nog sprake is van aanleg van een tijdelijke rondweg om de verharding van het puttenterrein, het omleggen van de fietspaden aan de Bergerweg en een uitvoegstrook op de Bergerweg? Zo neen, hoe zit het dan? Klopt het dat deze wegen en hun impact op de omliggende graslanden niet zijn meegenomen in de MER procedure? Zo ja, bent u bereid hier alsnog een MER procedure over te doorlopen? Zo neen, waarom niet?

Klopt het dat als natuurcompensatie nu wordt voorgesteld om 30 hectare grond buiten de EHS te verwerven? Zo ja, door wie en waar wordt dit gerealiseerd? Zo neen, welke natuurcompensatie zal er dan plaatsvinden? Wat gebeurt er na de inrichting van deze grond en het afkopen van het beheer na de periode van 12 jaar? Wordt de grond dan verkocht? Zo ja, aan wie, onder welke voorwaarden en wie gaat het dan beheren? Deelt de minister de mening dat om te spreken van permanente compensatie duidelijk moet zijn hoe het beheer van natuur op de lange termijn ingevuld wordt? Op basis van welke inzichten is besloten dat 30 hectare voldoende is om de natuurwaarden die verloren gaan door dit project te compenseren?

Transitie
De leden van fractie van de Partij voor de Dieren delen de mening van de regering niet dat gasopslagen belangrijk zijn voor de energievoorzieningszekerheid en voor een goede werking van de gasmarkt. Zij merken op dat Nederland in feite kunstmatig afhankelijk wordt gehouden van fossiele energie met een positieve beslissing over gasopslagen. Zij zien dat innovatie en een snelle transitie naar hernieuwbare vormen van energie hiermee op de lange baan geschoven wordt. Investeringen in fossiele energie remmen investeringen in hernieuwbare energie en houden de lock-in van onze economie aan fossiele brandstoffen in stand. Deze gasopslag zit volgens de leden van fractie van de Partij voor de Dieren de overgang naar een economie op herniewbare energie letterlijk in de weg. Graag een reactie.

Voorwaarden voor gasopslag
Fractie van de Partij voor de Dieren heeft het initiatief genomen tot een ronde tafel gesprek zodat de Kamer kennis kon nemen van de visie van experts en belanghebbenden op de geplande gasopslag in de Bergermeer. Tijdens deze hoorzitting (d.d. 9 februari 2011) is veel gesproken over het belang van aanvullende voorwaarden om eventuele veiligheidsrisico’s bij gasopslag in de Bergermeer te beperken. Veelvuldig werd gesuggereerd dat er “met de hand op de kraan” zou worden opgeslagen.

Hierover hebben de leden van fractie van de Partij voor de Dieren een aantal vragen. Kunt u aangeven welke aanvullende voorwaarden er in de door u afgegeven milieuvergunning zijn opgenomen om de veiligheid van de gasopslag te waarborgen? Worden er in de milieuvergunning die is uitgegeven door uw ministerie aanvullende voorwaarden gesteld ten aanzien van het gebruik van het veld voor gasopslag bij optredende aardbevingen? Is het mogelijk om in de definitieve vergunningen een voorwaarde op te nemen om de gasopslag definitief af te blazen als er een aardbeving van 3,5 of meer op de Schaal van Richter optreedt? Indien dat mogelijk is, bent u dan bereid een dergelijke voorwaarde op te nemen in de definitieve vergunningen?

In antwoord op eerdere Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3432) stelde toenmalig minister van der Hoeven dat er ongeveer één keer per jaar gas in- en uit het veld zal worden gepompt. Inmiddels heeft u aangeven dat dat gemiddeld 1,7 keer per jaar zal gebeuren. Kunt u uitleggen welke wijzigingen ten opzichte van de situatie in 2009 er zijn opgetreden dat er nu niet ongeveer één keer maar gemiddeld 1,7 keer per jaar gas in- en uit het veld zal worden gepompt? Zijn er nog meer wijzigingen aan te geven ten opzichte van de situatie en de toezeggingen in 2009? Is er bij de onderzoeken ten aanzien van de bevingen rekening gehouden met verschillende scenario’s ten aanzien van in- en uitpomp frequentie van het aardgas? Kunt u aangeven welke voorwaarden er zijn gesteld aan het aantal keren dat er per jaar gas in- en uit het veld gepompt mag worden, zeker gezien de directe relatie die er volgens deskundigen bestaat tussen het risico op aardbevingen en het wijzigen van de druk in het veld?

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook enkele concrete vragen over de vergunning. Is er in de vergunning een maximum gesteld aan het aantal keer dat er jaarlijks gas in- en uit het veld mag worden gepompt? Is er in de vergunning een maximum gesteld aan de snelheid waarmee het gas geïnjecteerd mag worden? Is er in de vergunning een maximum gesteld aan de snelheid waarmee het gas onttrokken mag worden aan het veld? En indien de genoemde maxima niet zijn gesteld, waarom is dit het geval? Is het mogelijk om in de definitieve vergunningen een bepaling op te nemen dat er niet meer dan één keer per jaar gas in- en uit het veld mag worden gepompt? Indien dat mogelijk is, bent u dan bereid een dergelijke voorwaarde op te nemen in de definitieve vergunningen? Zijn er voorwaarden opgenomen ten aanzien van het beëindigen van de activiteiten bij verlopen van de opslagvergunning na 50 jaar? Zo nee, waarom niet, ook gezien het feit dat de aardbevingen in Bergen zijn opgetreden bij leegproduceren van het veld?

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren hebben er kennis van genomen dat in de beslissing op bezwaar van 22 november 2010 u aan het Besluit van 9 juli 2010 Instemming wijziging opslagplan Bergermeer onder meer de bepaling heeft toegevoegd dat voor de injectie van gas alleen die putten mogen worden gebruikt die op een afstand van tenminste 200 meter liggen van de centrale breukstructuur en de randbreuken van het Bergermeer gasveld. Uit de gegevens die na de publicatie van het MER Gasopslag Bergermeer beschikbaar kwamen, blijkt dat de positie van de centrale breuk tussen 1997 en 2007 ca. 150 meter in westelijke richting is verschoven. Deze verschuiving op papier maakt het mogelijk dat TAQA al sinds zomer 2009 alle bestaande putten kan gebruiken voor de injectie van het kussengas. De minimaal benodigde afstand tussen de putten en de breukstructuren lijkt immers gewaarborgd. Het is de leden ter ore gekomen dat vragen van betrokkenen over deze verschuiving niet beantwoord zijn. Hoe verklaart u dat? Kunt u toelichten wat de gang van zaken in deze is geweest en hoe dit destijds onderbouwd is? Waarom worden vragen over dit onderwerp niet beantwoord?

In het ontwerp-Rijksinpassingsplan Gasopslag Bergermeer is een ontwerpbesluit opgenomen “Instemming gewijzigd opslagplan Bergermeer” (nr. 42). Kunt u aangeven waarop u in dit geval de wijziging van een bestaande vergunning heeft gebaseerd? Immers een wijziging impliceert dat kan worden voorbijgegaan aan de eis van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals geldt bij een besluit omtrent instemming met een opslagplan, op grond waarvan zienswijzen door eenieder naar voren kunnen worden gebracht. Is in dit geval sprake van een geringe aanpassing van een bestaande voorziening? Dan zou een wijziging terecht zijn. Maar de leden van fractie van de Partij voor de Dieren betwijfelen of daar in dit geval sprake van is. De wijziging betreft de transformatie van een bestaande opslagfaciliteit zonder compressie tot een opslagdruk van maximaal 35 bar in een voorziening inclusief externe compressie en gasbehandeling tot een druk van - in een eerste fase - 160 bar. Dit lijkt toch een essentieel andere voorziening. Dat het gebruik van het woordje “wijziging” belangrijk is, blijkt ook uit de bijlage bij de Termijnbrief die uw ministerie heeft rondgezonden. In die bijlage staan alle vergunningen of ontheffingen vermeld. Bij nr. 42 is anders dan bij de tervisielegging van het ontwerp-Rijksinpassingsplan geen sprake meer van een besluit of vergunning, maar slechts van een “Aanvraag instemming revisie opslagplan”. Betekent dit dat de minister overweegt zijn instemming met het opslagplan Bergermeer op een later tijdstip, bijvoorbeeld na gereedkomen van de compressie-installaties en een investering van € 800 miljoen, te geven? Ook bij wijze van wijziging?

Schade en veiligheidsrisico’s
Tijdens de door de leden van fractie van de Partij voor de Dieren georganiseerde hoorzitting van 9 februari 2011 hebben de gemeente Bergen en Stichting Gasalarm2 hun zorgen geuit over de in hun ogen onacceptabele veiligheidsrisico’s van gasopslag in de Bergermeer en de eventuele schade die hierdoor zou kunnen ontstaan. Zij sluiten zelfs mogelijk persoonlijk letsel bij een aardbeving van 3,9 op de Schaal van Richter niet uit. U heeft eerder bij herhaling gesteld de veiligheidsrisico’s acceptabel te vinden. U ziet zich in die mening gesteund door de meeste deskundigen. In het advies van 3 maart 2010 van het Sodm en TNO staat dat een maximale beving van 3.9 elders in Nederland voor gaswinning als acceptabel wordt beschouwd. Dit advies, dat ten grondslag ligt aan de besluitvorming is echter in het geheel niet gemotiveerd. Op basis waarvan wordt een beving van 3.9 acceptabel beschouwd en naar welke locatie in Nederland (‘elders’) wordt verwezen? Klopt het dat er elders in Nederland geen ondiepe, geïnduceerde bevingen van 3,9 op de Schaal van Richter hebben plaatsgevonden? Klopt het dat de deskundigen van het MIT tijdens een bijeenkomst op 14 januari 2010 hebben aangegeven dat de schade die mogelijk wordt veroorzaakt bij een dergelijke beving overeenkomt met EMS VII en niet, zoals zij eerder hebben gesteld in hun second opinion, VI+?

Kunt u bevestigen dat volgens de beschrijving van EMS VII de schade als volgt kan worden omschreven: “De meeste mensen worden bang en rennen naar buiten. Meubels worden verschoven en voorwerpen vallen in groten gatel van de planken. Tal van goed geconstrueerde gewone gebouwen lopen gemiddelde schade op: kleine scheuren in de muren, vallend pleister, stukken schoorsteen vallen om. Oudere gebouwen kunnen grote scheuren in de muren krijgen en niet-dragende muren kunnen instorten”. ” Kunt u op basis van deze beschrijving het voorkomen van persoonlijk letsel bij een eventuele aardbeving van 3,9 op de Schaal van Richter uitsluiten? Hoe verhoudt dit zich tot de veiligheidsnormen die de overheid zelf heeft opgesteld in haar eigen veiligheidsbeleid en dan met name het Beleid externe veiligheid (2004)?

Kunt u bevestigen dat u de Kamer niet heeft geïnformeerd over deze nieuwe inzichten van het MIT, die afwijken van hetgeen in de second opinion van het MIT is gesteld? Waarom is dit het geval? Deelt u de mening dat de Kamer ten alle tijden volledig geïnformeerd moet zijn? Waarom heeft u dit achterwege gelaten? Kunt u zich voorstellen dat wanneer nieuwe, voor de gasopslag ongunstige, inzichten niet door de minister met de Kamer worden gedeeld, de Partij voor de Dieren zich nauwelijks meer aan de indruk kan onttrekken dat u dit project zo snel mogelijk vergund wilt hebben, en dat zorgvuldige procedures daar zelfs voor mogen wijken?

Het is de leden van fractie van de Partij voor de Dieren bekend dat de gemeente Bergen en haar inwoners grote bezwaren hebben tegen gasopslag in het Bergermeergasveld. De leden van fractie van de Partij voor de Dieren kunnen deze bezwaren heel goed begrijpen. Immers, al het seismische onderzoek tot nu toe was abstract onderzoek, bijna helemaal gebaseerd op algemene ervaringen en gegevens. Moet het Bergermeerveld niet eerst in al z’n hoedanigheden onderzocht worden, beginnende met een analyse van de 4 aardbevingen en de daardoor ontstane schades die hier zijn waargenomen? En zo neen, waarom niet? Het is nog niet bekend wat het effect van een aardbeving op maaiveldniveau zal zijn. Had dat niet in het MER onderzocht moeten worden? Door de gemeente Bergen is aangegeven dat bij een eventueel failissement van TAQA het waarborgfonds van de overheid te weinig garanties biedt voor het uitkeren van eventuele schade. Eerder heeft u in het ontwerp Rijksinpassingsbesluit aangegeven niet bereid te zijn om een onafhankelijk schadefonds in te richten mocht deze situatie zich onverhoopt voordoen. Kunt u aangeven waarom u niet bereid bent een dergelijk schadefonds in te richten? En kunt u een reden noemen waarom de leden van fractie van de Partij voor de Dieren niet zouden mogen constateren dat dit richting onbehoorlijk bestuur lijkt te gaan?

Deelt u de mening van de leden van fractie van de Partij voor de Dieren dat de 250.000 euro die zich in het waarborgfonds bevindt onvoldoende is voor het afwikkelen van schade bij een eventuele aardbeving in de Bergermeer, zeker gezien het feit dat bij een eerdere beving in 2001 het schadebedrag al hoger lag (en dat was een beving van 3,5 op de Schaal van Richter). Zo nee, waarom niet en waar baseert u dat op? Bent u bereid garant te staan voor eventuele schade mocht de initiatiefnemer van het project onverhoopt failliet gaan? Zo ja, op welke manier gaat u dat concreet vormgeven? Zo nee, waarom niet?

Procedure
Alles wijst erop dat het kabinet hoe dan ook een positief besluit wil over gasopslag in de Bergermeerpolder. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn zeer ontstemd over de manier waarop het kabinet is omgegaan met de procedures die gelden voor een dergelijke besluitvorming en de rechtspositie van de decentrale overheid. Zij hebben dan ook een groot aantal vragen over wijze waarop de ontwerpbesluiten tot stand zijn gekomen.

Uit de beantwoording van een verzoek op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur door de gemeente Bergen van 19 november 2010 blijkt dat al in 2006 een zogenaamd Memorandum of Understanding (MoU) is getekend tussen de Nederlandse en de Russische overheid om te komen tot intensievere samenwerking op het gebied van energie, energie efficiency en duurzame energie (beantwoording verzoek Wob d.d. 28 januari 2011, kenmerk ETM/EM/11011409). Volgens een rapport van Clingendael (Bedrijfsbelangen Gazprom in EU-27 in 2007, april 2008, p. 30) zou in dit MoU in ieder geval opgenomen zijn dat Gazprom de Gasunie (100% staatsbedrijf) faciliteert in het oprichten van een gasrotonde in Noord-Nederland en dat Gazprom toegang krijgt tot de Nederlandse consumentenmarkt.
In hoeverre wordt in dit MoU ook gesproken over het project Gasopslag Bergermeer? De leden van fractie van de Partij voor de Dieren willen dat dit Memoradum of Understanding naar de Kamer wordt gestuurd, samen met de antwoorden op dit overleg. Is de minister daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?

Tevens hebben de leden van fractie van de Partij voor de Dieren vernomen dat in eind 2007 toenmalig premier Balkenende in Moskou was voor een ontmoeting met toenmalig president Poetin. Ook toen is kennelijk gesproken over o.a. deelname van Gasunie in de gaspijplijn Nordstream van Rusland naar Duitsland, onderdeel van het MoU uit 2006. Is er tijdens dit werkbezoek gesproken over het MoU en meer specifiek over de Gasopslag Bergermeer? Zo ja, wat is er besproken door onze toenmalige minister-president en/of de deelnemers aan de handelsdelegatie?

In 2008 al berichtte het Financieel Dagblad (bron: FD, 6/12/2008 en 8/12/2008) kritisch over de bilaterale deals die toenmalig minister Van der Hoeven zou hebben gesloten met Rusland, o.a. voor de gasopslag in de Bergermeer. Door het aangaan van dergelijke verplichtingen zou Nederland een effectieve Europese energiepolitiek in de weg staan. Volgens een persbericht van SenterNovem (d.d. 16/12/2008) blikte toenmalig minister Van der Hoeven tevreden terug op een economische missie aan de Russische Federatie op 6 december van dat jaar. De missie vond plaats onder haar leiding en die van vice-premier Zubkov. Ook hier zou zijn gesproken over de gasopslag Bergermeer. Kunt u aangeven of er in of voor december 2008 al afspraken zijn gemaakt met Rusland over de gasopslag in de Bergermeer, door de Nederlandse overheid of door de initiatiefnemers van het project? Wat was de inhoud van de gesprekken die toenmalig minister Van der Hoeven voerde met haar ambtsgenoot Zubkov over de gasopslag Bergermeer? Zijn er na die tijd afspraken gemaakt over de gasopslag in de Bergermeer tussen Rusland en Nederland? Zo ja, op welk moment? Graag krijgen de leden van fractie van de Partij voor de Dieren inzicht in de inhoud van deze afspraken, is de minister bereid hier een uitgebreide toelichting op te geven?

Volgens een uitgelekt ambtsbericht van de Amerikaanse ambassade in Den Haag van 2 oktober 2009 (t.b.v. een bezoek op 7-10 oktober 2009; www.nos.nl) zou Nederland zich verzetten tegen Europese regelgeving die de afzonderlijke lidstaten verplicht zelf voor voldoende gasopslagcapaciteit zorg te dragen. Een quote uit dit bericht luidt: “The Dutch oppose EU regulations that would require each EU member state to have adequate gas storage capacity of its own. The Dutch want to provide storage service to others in the region -- for a price”. Kunt u de inhoud van dit bericht bevestigen? Wat is het standpunt van de Nederlandse overheid ten aanzien van dergelijke Europese regelgeving? Op welke manier heeft Nederland dit standpunt al naar voren gebracht? Wat zijn de consequenties van de Nederlandse steun aan de gasopslag Bergermeer in het licht van de Europese regelgeving? Kunt u aangeven hoe de actieve opstelling van de regering ten aanzien van het realiseren van de gasopslag in de Bergermeer zich verhoudt tot de Europese regelgeving over staatssteun, dit gezien in het licht van de rol van de Gasunie en de deelname van EBN aan het project?

In uw besluit van 9 juli 2010 over het tussentijds verhogen van de gasdruk in het Bergermeerveld heeft u aangegeven dat de reden voor het tussentijds verhogen naar 80 bar is dat de behandeling van het project ernstige vertraging heeft opgelopen. Hierdoor loopt het project niet meer in de pas met het voorziene tijschema van het gehele project en met de levering van kussengas door Gazprom (bron; begeleidende brief Ministerie EZ bij besluit dd. 12 juli 2010). Hieruit maken de leden van fractie van de Partij voor de Dieren op dat er al bepaalde (economische) verplichtingen zijn aangegaan door de initiatiefnemer van de Gasopslag Bergermeer (TAQA bv) en andere partners in het project, waaronder EBN die voor 40% deelnemer is. De leden van fractie van de Partij voor de Dieren achten het mogelijk dat deze afspraken en daaruit voortvloeiende verplichtingen zijn neergelegd in het zogenaamde Gas Storage Agreement waarover wordt gesproken in de beantwoording van het WOB verzoek van de gemeente Bergen. Kunt u duidelijkheid verschaffen over de aard van deze verplichtingen?

Wordt in de contracten over de levering van kussengas expliciet melding gemaakt van de bestemming voor dit kussengas, in dit geval het Bergermeerveld? Graag krijgen de leden van fractie van de Partij voor de Dieren inzage in de gemaakte contracten en het zogenaamde “Gas Storage Agreement”, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet? Heeft EBN, als 100% staatsbedrijf, deze contracten ook ondertekend? Hoe verhoudt deelname van EBN aan het project zich tot het antwoord op Kamervragen in 2009, waarin door toenmalig minister van der Hoeven werd gesteld dat investeringen in de gasrotonde geheel door marktpartijen zouden moeten worden bekostigd (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3432)? In hoeverre betekent deelname van EBN aan dit project dat de Nederlandse overheid zowel verantwoordelijk is voor de coördinatie van de ruimtelijke procedure als (economisch) belanghebbende in het project?

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook een aantal vragen over de ruimtelijke procedure. De ruimtelijke procedure, met daaraan voorafgaand een MER is opgestart in 2008. In december 2008 hebben de betrokken gemeenten het MER ter acceptatie ontvangen. Tegelijkertijd lijkt het erop dat de Nederlandse overheid vanaf 2006 actief heeft bemiddeld om een gasrotonde in Noord-Nederland te kunnen realiseren. Bij verschillende gelegenheden lijkt de regering te hebben bemiddeld voor de initiatiefnemers van het project Gasopslag Bergermeer. Als het waar is, en daar krijgen de leden van fractie van de Partij voor de Dieren graag antwoord op, dat de toenmalige minister in de periode tussen 2006 en 2009 actief hebben bemiddeld voor TAQA, terwijl de consequenties van een dergelijk project op veiligheids- en milieugebied nog niet duidelijk waren, neemt de Partij voor de Dieren dat hoog op. De MER-procedure (begin 2008 startnotitie) en ruimtelijke inpassingsprocedure (eind 2009 Voorontwerp rijksinpassingsplan) moesten immers nog doorlopen worden. Het heeft er ook alle schijn van dat deze bemiddeling er mede voor heeft gezorgd dat TAQA/EBN in 2010 moest beginnen met het afnemen van aardgas van Gazprom en dat hierdoor geen vertraging in het project kon plaats vinden.

Graag een heldere reactie.

Kan het kabinet valide argumenten aanvoeren waarom de leden van fractie van de Partij voor de Dieren ander zouden moeten concluderen dan dat om bovengenoemde reden het plan exact wordt uitgevoerd conform het voorkeursalternatief van de initiatiefnemer en dat daarom adviezen van de Commissie voor de MER, de provincie, de veiligheidsregio en de gemeenten genegeerd worden?

Inmiddels blijken uit het Rijksinpassingsplan andere locaties ook geschikt voor gasopslag. Ontwikkeling van andere locaties betekent andere spelers en nieuwe procedures. Spelen op deze locaties dezelfde milieu- en veiligheidsbezwaren als voor de Bergermeer? Kunt u dit toelichten? Waarom worden deze locaties niet nader onderzocht?

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren hebben de stellige indruk dat er door uw ministerie door bemiddeling voor het kussengas in het Bergermeerveld vergaande verwachtingen en verplichten ontstaan zijn bij de initiatiefnemer, waardoor van afblazen van dit project geen sprake meer kan zijn, kunt u dit bevestigen? Kunt u aangeven wat de eventuele juridische en financiële consequenties zijn als het project Gasopslag Bergermeer geen doorgang zou vinden?

Er wordt gesteld dat gasopslag in de Bergermeer nodig zou zijn door de afnemende flexibiliteit van het Groningerveld. Deze gasopslag is echter omstreden doordat het Bergermeerveld een seismisch instabiel veld is. Bent u ermee bekend dat de NAM de komende 10 jaar de opslagen in Grijpskerk en Langelo (Norg) zodanig gaat uitbreiden dat de afnemende flexibiliteit in die periode van het Groningerveld uiteindelijk geheel wordt gecompenseerd (de eerste stap hiervoor heeft de NAM gezet door de vergunningsprocedure te starten voor de aanleg van de NorgroN-leidingen van Langelo naar Sappemeer)? Hoe groot is de beoogde uitbreiding van de opslagen in Grijpskerk en Langelo (Norg)?
Welke rol speelt deze uitbreiding in uw plannen om de afnemende flexibiliteit op de Nederlandse gasmarkt in 2020 op te vangen?

In de hoorzitting over de gasopslag in Bergen 9 februari 2011 die de leden van fractie van de Partij voor de Dieren hebben georganiseerd is de suggestie gedaan om een landelijk alternatievenonderzoek uit te voeren. De gemeente Bergen heeft deze suggestie onderschreven, met dien verstande dat er onderzoek zou moeten worden gedaan naar alle mogelijkheden om op termijn voldoende flexibiliteit te realiseren op de Nederlandse gasmarkt (zie ook het rapport van de Brattle Group uit december 2010 en het advies van de Energieraad d.d. 8/2/2011). Bent u bereid een dergelijk onderzoek uit te laten voeren? Zo ja, bent u bereid de uitkomsten van een dergelijk onderzoek af te wachten voordat u overgaat tot definitieve besluitvorming over de voorgenomen gasopslag in de Bergermeer? Zo nee, waarom niet?

In augustus 2010 heeft u besloten de beslissingsbevoegdheid van de gemeente Bergen over te nemen. Op eerdere vragen van de leden van fractie van de Partij voor de Dieren over de gang van zaken rond deze beslissing stelde u dat in augustus de gemeente is gehoord. Kunt u aangeven op welke manier dat horen heeft plaatsgevonden? Welke vorm en duur heeft dit horen ingehouden? Mogen we uit uw eerdere antwoord afleiden dat er geen (voor)overleg heeft plaatsgevonden met de gemeente Bergen direct voorafgaand aan uw besluit om de beslissingsbevoegdheid van de gemeente over te nemen? Zo ja, waarom niet? Zo nee, hoe is het dan gegaan?

Na het hierboven genoemde besluit heeft u, zo vernamen de leden van fractie van de Partij voor de Dieren, nog een aantal malen schriftelijk gecorrespondeerd met de gemeente Bergen over de vergunningverlening. Tot tweemaal toe heeft de gemeente Bergen u verzocht met hen in overleg te treden. Tot op heden heeft u op dat verzoek geen antwoord gegeven, zo hebben de leden van fractie van de Partij voor de Dieren begrepen. Kunt u uitleggen waarom u geen antwoord heeft gegeven op de herhaalde verzoeken van de gemeente Bergen om met u in overleg te treden? Kunt u uitleggen hoe uw opstelling zich verhoudt tot het grote belang dat u zegt te hechten aan lokaal draagvlak? Bent u bereid alsnog met de gemeente Bergen in overleg te treden?

TAQA heeft aangegeven dat in het gasveld tot 2010 gas gewonnen kunnen worden. In 2007 is men begonnen met het injecteren van aardgas volgens het opslagplan tot 35 bar. Is er door TAQA afgerekend voor het in het veld achtergebleven gas? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel?

Windenergie
De leden van fractie van de Partij voor de Dieren hechten belang aan de transitie naar een duurzame energievoorziening. Windenergie op zee zou daar een rol in kunnen spelen wanneer dit geen onaanvaarbare gevolgen voor het zeeleven met zich meebrengt. De leden van fractie van de Partij voor de Dieren krijgen graag inzicht in de onderzoeken die momenteel worden gedaan naar de gevolgen van onderwatergeluid voor vissen en zeezoogdieren.

Ook willen de leden van fractie van de Partij voor de Dieren wijzen op het rapport van de de Taskforce Windenergie op Zee van mei 2010. Kunt u voorafgaand aan het AO van 30 maart een schriftelijke reactie geven op de aanbevelingen uit het rapport van de Taskforce Windenergie op Zee van mei 2010? En kunt u hierbij per aanbeveling aangeven hoe u deze tot uitvoering gaat brengen en wanneer, danwel aangeven om welke reden u deze niet uitvoert en wat in dat geval uw alternatief is en waarom dit alternatief beter is?

CO2-opslag
De Partij voor de Dieren is blij dat de plannen voor CO2-opslag in Noord Nederland van de baan zijn, maar wijst opslag onder de Noordzee ook ten stelligste af. De leden van deze fractie vrezen voor ondermeer verzuringseffecten in geval van lekkages en vragen naar een overzicht van de beschikbare kennis met betrekking tot de risico’s van onderzeese CO2 opslag voor de mariene ecosystemen. Ook willen zij weten of de Nederlandse regering zelf investeert of anderszins middelen beschikbaar stelt voor dergelijk onderzoek, hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd en hoeveel geld ermee gemoeid is.