Vragen Wassenberg en Van Esch over de oorzaken van droogte en de gevolgen voor de natuur


Indiendatum: 14 aug. 2020

Schriftelijke vragen van de leden Wassenberg en Van Esch (beiden Partij voor de Dieren) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Infrastructuur en Waterstaat over de oorzaken van droogte en de gevolgen voor de natuur.

  1. Kent u het bericht ‘Met zuivel en vlees exporteren we ook ons schaarse water’ en het artikel ‘Verdroging van de Nederlandse natuur: bijna een halve eeuw goed onderzoek en falende politiek’, dat de aanleiding vormde voor het krantenbericht? [1], [2]
  2. Onderschrijft u de conclusie dat het gedecentraliseerde beleid van de afgelopen decennia heeft gefaald om de verdroging tegen te gaan, zoals onder andere blijkt uit het feit dat de doelstelling om het verdroogde oppervlak voor 2010 met 40% te verkleinen niet is gehaald? Is daarmee de hydrologische droogte het gevolg van een politieke keuze? [2]
  3. Is het juist dat boeren in het voorjaar water afvoeren en bij schaarste in de zomer oppompen? Zo ja, onderschrijft u dan de uitspraak dat “verdroging het gevolg is van onze behoefte om nummer twee in de wereld te blijven in landbouwexport”? Zo nee, waarom niet?
  4. Is het juist dat de hevige regenval in de maanden februari en maart van dit jaar met honderden miljoenen kuub is weggepompt om het zo makkelijker te maken om tractoren en landbouwmachines de velden op te krijgen, zoals hydrologisch expert Theo Bakker in de Volkskrant stelt? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel kuub regenwater er dit voorjaar is weggepompt? [3]
  5. Hebt u kennisgenomen van de oproep van de directeur van drinkwaterbedrijf Brabant Water aan Brabantse boeren om gewassen niet meer overdag te beregenen? [5]
  6. Beaamt u dat het op grote schaal overdag beregen door boeren de droogteproblemen in de omgeving vergroot? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om in tijden van grote droogte het overdag beregenen van gewassen tegen te gaan, om op deze manier de gevolgen van de droogte voor de natuur en voor drinkwaterbedrijven niet te vergroten? Zo nee, waarom niet?
  7. Erkent u dat de omvangrijke intensieve landbouw rond natuurgebieden, zoals dat rondom Deurne, de verdroging van het gebied heeft verergerd en daarmee de intensiteit van de recente natuurbranden heeft vergroot en het blussen heeft bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen? Kunt u een overzicht geven van hoeveel categorie 1 en 2 natuurgebieden we in 2018, 2019 en dit jaar hebben en waar deze gebieden liggen?
  8. In hoeveel van die categorie 1 natuurgebieden is droogte (mede) veroorzaakt door ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw?
  9. Beaamt u dat er voor het herstel van de verdroogde natuur in Nederland een waterbeheer nodig is dat niet in de eerste plaats is afgestemd op de landbouw? Zo nee, waarom niet?
  10. Kunt u aangegeven welk deel (percentage) van de (hydrologische) droogte veroorzaakt wordt door het kunstmatig verlagen van de grondwaterstand en de versnelde afwatering ten behoeve van de landbouw, graag uitgesplitst naar landbouw rondom hoge en lage veengronden en rondom hoge en lage zandgronden? Zo nee, waarom niet?
  11. Is het juist dat de extreem droge zomers van de laatste jaren hebben geleid tot een toegenomen gebruik van (grond)water en oppervlaktewater door boeren waardoor de grondwaterstanden nog lager werden? Erkent u dat dit resulteert in verdere verdroging? Zo nee, waarom niet?
  12. Hoe verhoudt het oppompen en gebruiken van (grond)water voor de landbouw zich met het bericht van drinkwaterleveranciers dat er drinkwatertekorten kunnen ontstaan in delen van Nederland, mede door lage grondwaterstanden? [4]
  13. In hoeveel van de Natura 2000-gebieden die momenteel in een ongunstige staat van instandhouding bevinden, speelt verdroging een rol?
  14. In hoeveel van die Natura 2000-gebieden wordt dit (mede) veroorzaakt door ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw?
  15. Erkent u dat het tegengaan van verdroging in Natura 2000-gebieden, genoemd als één van de natuurherstelmaatregelen voor de langetermijnaanpak van de stikstofproblematiek, in de praktijk neerkomt op het beëindigen van de kunstmatige verlaging van de grondwaterstand ten behoeve van de landbouw, zeker rondom natte natuur?
  16. Zo ja, op welke manier ziet u erop toe dat provincies en waterschappen structureel het beëindigen van het kunstmatig laaghouden van de grondwaterstand meenemen in de gebiedsgerichte aanpak van de stikstofcrisis?

[1] https://www.volkskrant.nl/
[2] https://www.ecohydrologie.nl/
[3] Opiniebijdrage ‘Watertekort’, Volkskrant 12 augustus 2020: https://www.volkskrant.nl/
[4] https://www.rtlnieuws.nl/
[5] https://www.nu.nl/

Indiendatum: 14 aug. 2020
Antwoorddatum: 5 okt. 2020

1

Kent u het bericht ‘Met zuivel en vlees exporteren we ook ons schaarse grondwater’ en het artikel ‘Verdroging van de Nederlandse natuur: bijna een halve eeuw goed onderzoek en falende politiek’, dat de aanleiding vormde voor het eerstgenoemde krantenbericht?

Antwoord

Ja.

2

Onderschrijft u de conclusie dat het gedecentraliseerde beleid van de afgelopen decennia heeft gefaald om de verdroging tegen te gaan, zoals onder andere blijkt uit het feit dat de doelstelling om het verdroogde oppervlak voor 2010 met 40% te verkleinen niet is gehaald en is daarmee de hydrologische droogte het gevolg van een politieke keuze?

Antwoord

Nee, die conclusie delen wij niet. Hoewel de doelstelling om het verdroogde oppervlak voor 2010 met 40% te verkleinen niet volledig is gehaald, is het areaal verdroogd oppervlak zeker verkleind. Provincies en waterschappen werken al decennia aan het bestrijden van verdroging[1], onder andere door de transitie naar het vasthouden van water. De waterschappen hebben diverse hydrologische herstelmaatregelen uitgevoerd om de verdroging van natuurgebieden aan te pakken. Drinkwaterbedrijven hebben diverse grondwaterwinningen aangepast om verdroging van de omgeving te beperken. Zo is de verdroging verminderd of opgeheven in gebieden als Bargerveen, Haaksbergerveen, Korenburgerveen en het Wooldse veen en zijn duingebieden natter geworden.

Klimaatverandering brengt langere periodes van droogte met zich mee. Hierop moet ons watersysteem nu gaan anticiperen of worden heringericht. Echter, hiertoe zijn ook ruimtelijke maatregelen nodig in de omgeving van natuurgebieden en aanpassing van bestaande functies en gebruik. De verdrogingsaanpak vergt juist een gebiedsgerichte integrale aanpak met de betrokken overheden en belanghebbenden in de transitie naar klimaatbestendige bodem- en watersystemen. De Beleidstafel Droogte heeft geresulteerd in aanbevelingen om de gevolgen van droogte tegen te gaan (zie ook de weblink: https://www.rijksoverheid.nl/). Deze aanbevelingen zijn actief ter hand genomen door de genoemde publieke en private partijen.

3

Is het juist dat boeren in het voorjaar water afvoeren en bij schaarste in de zomer oppompen? Zo ja, onderschrijft u dan de uitspraak dat “verdroging het gevolg is van onze behoefte om nummer twee in de wereld te blijven in landbouwexport”? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het voorkomen van wateroverlast is al eeuwenlang een van de belangrijkste inrichtingsprincipes. Waterbeheerders voeren peilbeheer en daartoe voeren zij overtollig water af in perioden van wateroverschotten (winterperiode). Na WOII richtte ons land zich ook op het verhogen van de landbouwproductie, met onder meer een ontwatering, waarbij boeren in het voorjaar eerder hun land kunnen bewerken. En met beregening bij droogte in het groeiseizoen. Tegelijkertijd is het areaal verhard oppervlak toegenomen door verstedelijking en infrastructuur. Daarmee is de natuurlijke aanvulling van het grondwater verminderd, terwijl het gebruik daarvan is toegenomen (drinkwater, landbouw en industrie). Al deze ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de verdroging van natuurgebieden. Dat wordt nu verergerd door de toenemende frequentie van droge jaren (klimaatverandering).

4

Is het juist dat de hevige regenval in de maanden februari en maart van dit jaar met honderden miljoenen kuubs is weggepompt om het zo makkelijker te maken om tractoren en landbouwmachines de velden op te krijgen, zoals hydrologisch expert Theo Bakker in de Volkskrant stelt? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel kuub regenwater er dit voorjaar is weggepompt?

Antwoord

Nee. In februari en in de eerste helft van maart 2020 viel erg veel regen. Dit water kon niet allemaal worden vastgehouden en moest deels worden afgevoerd via beken, rivieren, spuien en gemalen om wateroverlast in landelijk en stedelijk gebied en voor infrastructuur te voorkomen. De waterschappen en Rijkswaterstaat kunnen niet aangeven hoeveel kubieke meter dat in die periode geweest is.

5

Kunt u aangegeven welk deel (percentage) van de (hydrologische) droogte veroorzaakt wordt door het kunstmatig verlagen van de grondwaterstand en de versnelde afwatering ten behoeve van de landbouw, graag uitgesplitst naar landbouw rondom hoge en lage veengronden en rondom hoge en lage zandgronden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De ontwatering van de landbouwgronden is een van de oorzaken van de verdroging van natuurgebieden[2]. Het gebruik van grondwater voor drinkwater, industrie en beregening van land- en tuinbouwgronden zijn andere oorzaken (zie ook antwoord 3). Maar er zijn geen recent gepubliceerde onderzoeken met gegevens over het aandeel van de (hydrologische) droogte dat veroorzaakt wordt door het kunstmatig verlagen van de grondwaterstand en de versnelde afwatering ten behoeve van de landbouw. Mogelijk gaat het lopend onderzoek in opdracht van de zandprovincies, opgestart na de droogte in 2018 en aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte, hierin inzicht geven. Naar verwachting komt er in oktober van dit jaar een publicatie van dit onderzoek.

Ook voor veengrond kan geen percentage aangegeven worden. Laag Nederland maakt vooral gebruik van oppervlakte water en daar wordt het waterpeil (m-NAP) via peilbesluiten vaak naar beneden bijgesteld, want het maaiveld daalt met <1 à 2 cm/jaar. Dat zorgt ervoor dat water wegzijgt naar diepe polders en dat de natuur dan hoger blijft liggen ten opzichte van de omgeving. Vandaar ook de inzet van hydrologische bufferzones. De natuurgebieden worden in tijden van droogte voor de watervoorziening steeds afhankelijker van oppervlaktewater. Daarvoor wordt zoveel mogelijk gebiedseigen water vastgehouden. Als het peil door droogte te laag wordt, kan er water worden ingelaten. Daarbij kan sprake zijn van een mindere waterkwaliteit. Ook dat is ‘verdroging’.

Zoals aangekondigd in de brief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) van 10 juli jl. (kenmerk IENW/BSK-2020/139454) werkt IenW samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland (Vewin) aan een inventarisatie van alle grondwateronttrekkingen en van de ontwikkelingen in de verontreiniging van het grondwater. Ook die inventarisatie beoogt meer inzicht te geven en zal worden gebruikt om te bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.

6

Is het juist dat de extreem droge zomers van de laatste jaren hebben geleid tot een toegenomen gebruik van (grond)water en oppervlaktewater door boeren waardoor de grondwaterstanden nog lager werden en erkent u dat dit resulteert in verdere verdroging? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De extreem droge zomers van de laatste jaren hebben geleid tot een toegenomen gebruik van water door boeren, burgers en bedrijven. Dat resulteert in een negatief effect op de bestrijding van de verdroging. Het CBS[3] en Wageningen Economic Research (WEcR) hebben gegevens verzameld over het watergebruik in het extreem droge jaar 2018. In dat jaar piekte het gebruik in de huishoudens en in de landbouw. Van het in Nederland opgepompte grondwater ging 69,3% naar de waterleidingbedrijven, 18,9% naar de landbouw. Bij het oppervlaktewater zijn de energiebedrijven en de industrie de grote gebruikers; waterleidingbedrijven en landbouw gebruiken daarvan respectievelijk 3,7% en 0,6%.

7

Hoe verhoudt het oppompen en gebruiken van (grond)water voor de landbouw zich met het bericht van drinkwaterleveranciers dat er drinkwatertekorten kunnen ontstaan in delen van Nederland, mede door lage grondwaterstand

Antwoord

Afgelopen jaar was sprake van dreigende leveringsproblemen bij drinkwaterbedrijf Vitens toen de extreme watervraag op enkele locaties de productie- en distributiecapaciteit dreigde te overschrijden. Het warme weer in dit deel van Nederland zorgde voor een extreme toename in het gebruik van drinkwater. Er was geen sprake van een drinkwatertekort maar de dagvoorraad van het drinkwaterbedrijf raakt door het gestegen gebruik sneller leeg. De infrastructuur is goed in staat om in gangbaar hoogverbruik te kunnen voorzien, maar niet in deze extreme vorm. Deze dreigende leveringsproblemen hadden geen relatie met het oppompen en gebruiken van (grond)water voor de landbouw.


8

Hebt u kennisgenomen van de oproep van de directeur van drinkwaterbedrijf Brabant Water aan Brabantse boeren om gewassen niet meer overdag te beregenen?

Antwoord

Ja.

9

Beaamt u dat het op grote schaal overdag beregen door boeren de droogteproblemen in de omgeving vergroot? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om in tijden van grote droogte het overdag beregenen van gewassen tegen te gaan om op deze manier de gevolgen van de droogte voor de natuur en voor drinkwaterbedrijven niet te vergroten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In een recent onderzoeksrapport[4] is met behulp van wetenschappelijke inzichten beschreven dat door beregening overdag nauwelijks meer verdampingsverliezen optreden, dan bij beregening ’s nachts. Het is met name de windsnelheid, en als gevolg daarvan het verwaaien van water dat uit de grote beregeningshaspels komt, die de efficiëntie van het watergebruik bepaalt. Beregeningsverboden zijn besluiten van de waterbeheerders (bevoegd gezag) die zij nemen als in situaties van watertekort het watergebruik moet worden beperkt. De waterbeheerders en de watergebruikers zijn in de regio met elkaar in gesprek over de mogelijk te nemen maatregelen. In zijn algemeenheid geldt dat iedereen, ook de agrarische sector, zuinig moet zijn met water.

10

Erkent u dat de omvangrijke intensieve landbouw rond natuurgebieden, zoals dat rondom Deurne, de verdroging van het gebied heeft verergerd en daarmee de intensiteit van de recente natuurbranden heeft vergroot en het blussen heeft bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen?

Antwoord

De verdroging van natuurgebieden is een complex van factoren. De grondgebonden landbouw rond natuurgebieden kan één van die factoren zijn. Met een transitie naar kringlooplandbouw zetten we al in op het verminderen of opheffen van de verdroging van die natuur door de landbouw. Regionale waterbeheerders en Rijkswaterstaat werken samen aan maatregelen om het gebied van de Deurnsche Peel te vernatten en daarmee het veen in stand te houden. De maatregelen betreffen ook het in stand houden van de wateraanvoer in droge perioden. Die wateraanvoer is ook te benutten voor het blussen van branden. Er zijn geen aanwijzingen dat intensieve landbouw dat heeft bemoeilijkt of de intensiteit heeft vergroot. Ten tijden van het uitbreken van de brand stonden zowel oppervlaktewater als grondwater op een normaal niveau voor de tijd van het jaar, ondanks het droge weer en de hitte. Er is een technisch onderzoek gestart naar de oorzaak en het verloop van de brand.

11

Kunt u een overzicht geven hoeveel categorie 1 en 2 natuurgebieden we in 2018, 2019 en dit jaar hebben en waar deze gebieden liggen?

Antwoord

Ja. In de onderstaande links is een kaart van Nederland te zien met de Categorie 1 gebieden natuur uit de verdringingsreeks.

https://anlbviewer.portaalnatuurenlandschap.nl/

https://www.infomil.nl/ (zie ook de bijlage van deze beantwoording Kamervragen).

De verdringingsreeks kent geen categorie 2 natuur. Categorie 2 zijn de nutsvoorzieningen. De overige natuur zit in categorie 4.

12

In hoeveel van die categorie 1 natuurgebieden is droogte (mede) veroorzaakt door ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw?

Antwoord

Bij geen van de categorie 1 natuurgebieden is sprake van hydrologische droogte. Het zijn natte gebieden en daar is wateraanvoer mogelijk; het peilbeheer is op de natuur ingeregeld. Daarnaast wordt in enkele gevallen in de bufferzones van de hoogveengebieden water aangevoerd om het wegzijgen van water uit het hoogveengebied te verminderen. Als er toch sprake is van droogte dan is dat door meteorologische droogte. Die wordt veroorzaakt door geen of geringe neerslag en hoge verdamping (neerslagtekort). Door aanvoer van water uit het hoofdsysteem worden de effecten van deze droogte verminderd.

13

In hoeveel van de Natura 2000-gebieden die momenteel in een ongunstige staat van instandhouding bevinden, speelt verdroging een rol?

Antwoord

De staat van instandhouding dient op landelijk niveau behaald te worden en wordt niet per Natura 2000-gebied bepaald. De Natura 2000-gebieden dragen bij aan de landelijke staat van instandhouding. Er zijn in Nederland 95 Natura 2000-gebieden waar grondwaterafhankelijke natuur in een regionale setting bestaat en die mogelijk worden beïnvloed door ingrepen in het regionale watersysteem. Deze ingrepen zijn extra ont- en afwatering ten behoeve van landbouw en grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwater, beregening en industrie. In potentie kan dus in 95 Natura 2000-gebieden verdroging een rol spelen bij het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in die gebieden. In het standaardgegevensformulier (SDF), waarmee gegevens over de Natura 2000-gebieden aan de Europese Commissie worden gerapporteerd is voor ongeveer 60 gebieden aangegeven dat ‘door mensen veroorzaakte veranderingen in hydrologische condities’ een drukfactor is[5]. Dat betekent dat verdroging in meer of mindere mate daadwerkelijk een rol speelt in het gebied.

14

In hoeveel van die Natura 2000-gebieden wordt dit (mede) veroorzaakt door ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw?

Antwoord

In hoeveel gebieden landbouw een rol speelt is niet bekend, maar als Natura 2000-gebieden met grondwaterafhankelijke waarden (direct) omgeven zijn door landbouw, dan is de kans groot dat ontwatering of afwatering ten behoeve van de landbouw een effect heeft op deze Natura 2000-gebieden. Desalniettemin wordt in het kader van de gebiedsgerichte aanpak onder Programma Natuur aandacht hieraan besteed (zie vraag 15 en 16).

15

Erkent u dat het tegengaan van verdroging in Natura 2000-gebieden, genoemd als één van de natuurherstelmaatregelen voor de lange termijn aanpak van de stikstofproblematiek, in de praktijk neerkomt op het beëindigen van de kunstmatige verlaging van de grondwaterstand ten behoeve van de landbouw, zeker rondom natte natuur?

Antwoord

Met maatregelen in de waterhuishouding kan de gevoeligheid van natuurgebieden voor stikstof worden verminderd. Dat kunnen zeer lokale watermaatregelen zijn (bijvoorbeeld natte bufferzone) of watermaatregelen op het niveau van het betreffende regionale watersysteem. In beide gevallen kan dit samengaan met een aangepaste kunstmatige verlaging van de grondwaterstanden voor de landbouw. Het is een kwestie van maatwerk. Via het Programma Natuur investeren we in samenwerking met de provincies en waterbeheerders extra middelen voor natuurherstel en -ontwikkeling, oplopend naar € 300 miljoen per jaar in de periode tot en met 2030. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan het bestrijden van verdroging.

16

Zo ja, op welke manier ziet u erop toe dat provincies en waterschappen structureel het beëindigen van het kunstmatig laaghouden van de grondwaterstand meenemen in de gebiedsgerichte aanpak van de stikstofcrisis?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 15.

17
Beaamt u dat er voor het herstel van de verdroogde natuur in Nederland een waterbeheer nodig is dat niet in de eerste plaats is afgestemd op de landbouw? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In en rondom grondwaterafhankelijke natuurgebieden zal het watersysteem meer moeten worden afgestemd op de behoeften van de natuur. Dat is onderdeel van de hiervoor geschetste gebiedsgerichte aanpak en conform de aanbevelingen van de beleidstafel droogte die gaan over structurele maatregelen voor systeemherstel als beste oplossing voor klimaatrobuustheid en een klimaatbestendige natuur. Door klimaatverandering zijn er meer droogteperiodes te verwachten in het landelijk gebied. Nederland zal zich via klimaatadaptatie daarop moeten aanpassen en water gaan vasthouden om die droge periodes te overbruggen. Landbouw en natuur hebben daarin een gezamenlijk belang.


[1] Verdroging is in het beleid als volgt gedefinieerd (Rijkswaterstaat, 1994): “Een gebied wordt als verdroogd aangemerkt als aan dat gebied een natuurfunctie is toegekend en de grondwaterstand in het gebied onvoldoende hoog is dan wel de kwel onvoldoende sterk om bescherming van de karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden waarop de functietoekenning is gebaseerd, in dat gebied te garanderen. Een gebied met een natuurfunctie wordt ook als verdroogd aangemerkt als ter compensatie van een te lage grondwaterstand water van onvoldoende kwaliteit moet worden aangevoerd”.


Droog weer is het verschil tussen neerslag en verdamping in een bepaalde periode (neerslagtekort). Een slechte oogst of verlies van natuurwaarden kan het gevolg zijn.


Droogte komt voort uit een uitzonderlijk droge periode die afwijkt van een normale situatie en die zolang duurt, dat er een ernstig hydrologisch evenwichtsstoornis ontstaat. Een slechte oogst of verlies van natuurwaarden kan het gevolg zijn. Droogte is te onderscheiden in het weer (meteorologisch), in de bodem (bodemvocht en grondwater) en in beeksystemen (afvoer). Droogte gaat gepaard met een hogere watervraag dan normaal, hetgeen de effecten van droogte versterkt.

[2] Er is sprake van (hydrologische) droogte wanneer onvoldoende grondwater van de juiste kwaliteit beschikbaar is. Het ’kunstmatig verlagen’ van de grondwaterstand kan verschillende oorzaken hebben. Kunstmatige verlaging vindt plaats door grondwateronttrekkingen), maar met name door ontwatering door landeigenaren en afwatering door het waterschap. Ontwatering is het afvoeren van water uit de bodem via bijvoorbeeld kleine sloten of greppels. ‘Versnelde afwatering’ is het vervolgens afvoeren van het overschot aan water via grotere watergangen, zoals sloten en kanalen en met hulpmiddelen zoals een gemaal.

[3] https://www.cbs.nl/nl-nl/

[4] Van den Eertwegh, G. Van Bakel, J. Massop, H. Van Dam, J. Bosveld, F. Veldhuizen, A. 31 augustus 2020. ‘Efficiëntie van beregening’.

[5] https://www.eea.europa.eu/

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Vragen Van Raan en Wassenberg over het NOW-register en controversiële steun

Lees verder

Vragen Van Esch/Van Raan over het actief ontmoedigen van onnodige reizen naar risicogebieden

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer