Bijdrage Wassenberg AO Landbouw & Visse­rijraad 14 en 15 december 2015


11 februari 2016

Voorzitter. Ik heb een aantal onderwerpen waarover ik de staatssecretaris een en ander wil vragen. Mijn eerste onderwerp is het moratorium op neonicotinoïden. Dat zijn gevaarlijke giffen die voor bijensterfte zorgen. Ze leveren ook gevaar op voor vogels. Het gedeeltelijke moratorium op drie soorten neonicotinoïden wordt op dit moment geëvalueerd. De Tweede Kamer wil een volledig Europees verbod op alle neonicotinoïden en recente wetenschappelijke studies bewijzen dat zo'n verbod echt nodig is. Wanneer verwacht de staatssecretaris een voorstel van de Europese Commissie over een verlenging en uitbreiding van het huidige moratorium?

Het baart me zorgen dat de Europese Commissie een nieuw soort landbouwgif heeft toegelaten, namelijk sulfoxaflor. Volgens de experts is dat net zo gevaarlijk als de genoemde neonicotinoïden, waar we juist van af willen. Beide gifstoffen ontregelen het centraal zenuwstelsel van bijen. Is de staatssecretaris het met me eens dat we dit soort gifstoffen niet moeten toelaten? Is hij bereid hiertegen bezwaar te maken in Brussel? Kan hij toezeggen dat het middel, waarvan zelfs de European Food Safety Authority (EFSA) zegt niet te weten of het eigenlijk wel veilig genoeg is, niet wordt toegelaten voor gebruik in Nederland?

Het tweede onderwerp betreft gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen. We hebben al verschillende keren vragen gesteld over deze fiches, maar ons is nog niet alles duidelijk. Als we de verordening goed begrepen hebben, leidt deze ertoe dat antibiotica via voer aan gezelschapsdieren verstrekt worden. Daarnaast wordt de verordening uitgebreid naar kleine sectoren zoals struisvogels en konijnen. Dat kan het risico opleveren dat er bij deze sectoren ook koppelbehandelingen komen. De PvdD is tegen die koppelbehandelingen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij dit punt inbrengt in de Raad en dat hij zich tegen koppelbehandelingen uitspreekt? Kan hij uitleggen waarom ervoor gekozen is om gezelschapsdieren en de genoemde kleine sectoren aan de verordening toe te voegen?

We hebben al eerder gevraagd hoe het zit met Europese maatregelen op het gebied van preventie van ziektes. Natuurlijk moet een ziek dier behandeld worden, maar inzetten op preventie van ziektes is nog veel belangrijker. Als er in het dierengezondheidsbeleid sprake is van een gebrek aan goede doelen op het gebied van preventie, blijven we zitten met zieke dieren die voortdurend moeten worden opgepept. Leven in te kleine stallen, lange transporten, fokken op hoge productie: al deze factoren dragen bij aan een lage weerbaarheid en vatbaarheid voor infecties en dierziektes. Is de staatssecretaris bereid om zich binnen het dierengezondheidsbeleid hard te maken voor maatregelen die het natuurlijke gedrag van dieren bevorderen, waardoor dieren robuuster, blijer en weerbaarder worden? Graag krijg ik een reactie.

Het derde onderwerp betreft het paardenvlees. Vorig jaar hebben we in de Kamer een debat gevoerd over paardenvlees uit Noord- en Zuid-Amerika. Naast de risico's voor de volksgezondheid hebben we ook gesproken over mishandeling van paarden. Kan de staatssecretaris de stand van zaken op dit dossier geven? De Europese Commissie is destijds overgegaan op een importverbod van paardenvlees uit Mexico. Canada is inmiddels overgegaan op zogenaamde feedlots. Dat zijn verzamelplaatsen waar paarden zes maanden verblijven, zodat eventuele medicijnen uit hun bloed verdwijnen. Dierenwelzijnsorganisaties melden intussen dat de paarden aan hun lot worden overgelaten. Ze krijgen geen medische verzorging. Ze hebben geen beschutting. Ze krijgen ondermaatse voeding. Ze staan vaak tussen dode veulens en paarden die het vervoer niet overleefd hebben. Kan de staatssecretaris een update van dit dossier geven? Is hij bereid om voor te stellen dat de Europese dierenwelzijnseisen niet alleen voor de slacht, maar ook voor het transport en de verzamelplaatsen moeten gelden? Paardenvlees uit Canada komt ook Nederland in. Hoe kan gegarandeerd worden dat het vlees van paarden die zes maanden lang geen veterinaire verzorging hebben gekregen en tussen dode paarden hebben gestaan, de volksgezondheid niet bedreigen? Moet er naast de importstop van paardenvlees uit Mexico ook niet een importstop voor paardenvlees uit Canada komen?

Mijn laatste onderwerp betreft de visquota. Deze week verscheen daarover een tamelijk verontrustend wetenschappelijk artikel in het blad Marine Policy. De belangrijkste conclusie was dat bij het vaststellen van de vangstquota de kortetermijnbelangen van lidstaten zwaarder wegen dan de langetermijnbelangen voor de visstand. Onderhandelingen resulteren stelselmatig in vangstquota die veel hoger zijn dan de op wetenschappelijke gronden geadviseerde quota. Onderzoek toont ook aan dat Nederland, samen met Spanje en Portugal, de lijst van overbevissende EU-staten aanvoert. We signaleren dat Nederland van plan is ook in 2016 af te wijken van de wetenschappelijke standaards en in te zetten op hogere quota, bijvoorbeeld voor Noordzeetong. Ons verzoek is helder. Is de staatssecretaris bereid om in te zetten op vangstquota die in lijn zijn met het wetenschappelijk advies? Kan hij aangeven wat de inzet is voor andere visbestanden? Ik noem als voorbeeld makreel, waarvan de overbevissing alleen maar toeneemt, of zeebaars, die op het punt staat in zijn voortbestaan bedreigd te worden na een overbevissing van ruim twee decennia. Kunnen we verwachten dat Nederland een sterke positie inneemt en bijvoorbeeld voor de zeebaars het voorstel van de Commissie overneemt om noodmaatregelen verder aan te scherpen in 2016? We vragen in het bijzonder aandacht voor de sterke positie van Nederland voor roggen en haaien. Dat zijn heel kwetsbare soorten. Is de staatssecretaris voornemens om werk te maken van een beheerplan voor roggen in de Noordzee en om ook bij haaien het wetenschappelijk advies te volgen?

........................................................

Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Dit is mijn eerste AO: ik bevind me dus in goed gezelschap. Het is hartverwarmend dat bij elk debat dat ik tot nu toe heb gevoerd, ook altijd een Kamerlid voor de eerste keer sprak. Gisteren was dat ook het geval in de Eerste Kamer. Met dit AO heb ik geloof ik alle mogelijke soorten debatten gehad, met uitzondering van een wetgevingsoverleg. Dat doen we volgend jaar. Als we met elkaar over de mest moeten gaan praten, zou dat qua planning weleens handig kunnen zijn.

Ik dank de Kamer voor alle vragen en voor de betrokkenheid. Misschien is de vraag van de heer Dijkgraaf een goede om mee af te trappen. Hij vroeg hoe ik ga voorzien in de informatievoorziening tussen het kabinet en de Kamer met betrekking tot de Europese Raden. Ik zet daarin de lijn van mijn voorganger voort, waarover ik overigens positiever was dan de heer Dijkgraaf. Ik heb natuurlijk veel aan de kant van de Kamer gezeten en informatie gekregen over de Europese Raad. Ik weet dat ik het vervelend vond dat je als Kamerlid de geannoteerde agenda altijd laat ontving en dat je je achteraf altijd afvroeg wat ermee was gebeurd.

Ik zal ervoor zorgen dat ons departement de geannoteerde agenda's zo snel mogelijk naar de Kamer stuurt. De Kamer heeft de geannoteerde agenda daarom afgelopen vrijdag al gekregen, hoewel er altijd op het laatste moment nog dingen in beweging zijn. Het punt van het plantgezondheidspakket is van de agenda. Polen heeft overigens aangekondigd toch nog een keer over varkensvlees te willen spreken, terwijl we dat vorige maand ook al hebben gedaan. Ik vind het handig om de geannoteerde agenda, zelfs als die nog niet helemaal definitief is, vast aan de Kamer te sturen. Dat is handig voor de voorbereiding.

De Kamer heeft gezien dat het verslag van de Raad van 16 november zeer uitvoerig is en veel informatie geeft over wat er precies besproken is, inclusief wat ik heb ingebracht. Die lijn wil ik zo voortzetten. Ik wil zo transparant mogelijk zijn, uiteraard voor zover de bespreking in de Raad dat toelaat. We kunnen niet alles mededelen wat iedereen heeft ingebracht, maar ik zal de Kamer in ieder geval altijd op de hoogte stellen van mijn eigen inbreng en het resultaat daarvan. . Dat lijkt me wel zo prettig voor de samenwerking. Ik zeg er wel bij dat het komende halfjaar vanwege het Nederlandse EU-voorzitterschap een iets neutralere rol gewenst wordt, niet alleen van mij, maar van alle leden van het kabinet die Raden moeten voorzitten. Dat geeft ons iets minder ruimte om de Nederlandse standpunten naar voren te brengen -- dat spreekt voor zich -- maar het geeft ons ook meer mogelijkheden.

....................................

Staatssecretaris Van Dam: De heer Dijkgraaf gaf in zijn eerste termijn eigenlijk zelf het antwoord al. We zitten met 28 landen in de Raad. Het zal zo nu en dan best voorkomen dat ik met iets anders terugkom dan wat de Kamer graag had gezien. We hebben het nu eenmaal niet alleen voor het zeggen. Dat gebeurt ongetwijfeld ook bij de komende Raad. Er moet veel onderhandeld worden en onderhandelen betekent over het algemeen dat je niet met je eigen inzet thuiskomt. Als je dat wel doet, heb je het echt heel goed gedaan. Ook over de onderhandelingsresultaten zullen we in de verslagen rapporteren. Dat is soms moeilijk. De Kamer vraagt mij te vertellen hoe het kan dat ik het gewenste resultaat niet binnenhaal. Ik kan niet altijd informatie geven over de precieze inbreng van andere landen. Die koppelen een en ander zelf terug aan hun parlement. Het is natuurlijk niet aan mij om alles terug te koppelen wat in de Raad gebeurt, maar ik zal het zo veel mogelijk aangeven, ook als het niet lukt om onze eigen inzet te realiseren. Laten we dat in ieder geval met elkaar afspreken.

Er waren een paar vragen over het EU-voorzitterschap en de daarin gestelde prioriteiten. Zoals ik al zei, geeft het voorzitterschap ons kansen om zelf een aantal zaken op de agenda te zetten. Ik heb aangegeven welke prioriteiten we in elk geval naar voren zullen brengen. De heer Dijkgraaf vroeg of ik het mededingingsbeleid niet moest toevoegen aan de prioriteiten. De heer Brouwer vroeg of het dierenwelzijn niet moest worden toegevoegd. Als je prioriteiten aan de agenda blijft toevoegen, zijn er op een gegeven moment geen prioriteiten meer. Bovendien loopt de reguliere agenda het komende halfjaar ook gewoon door, maar dit zijn uiteraard wel twee belangrijke onderwerpen.

Het mededingingsbeleid is primair het werkterrein van de minister. De heer Dijkgraaf zei het zelf al. Ik zal binnen de Landbouwraad zelf ook ingaan op het mededingingsbeleid en er aandacht voor vragen. De minister en ik werken op dat punt goed samen. In Brussel pleiten we voor de verruiming van de EU-kaders in het belang van duurzaamheid. Zoals ik in het begrotingsdebat al heb aangekondigd, verschijnen binnenkort de nieuwe beleidsregels voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM) waarin we ruimte zoeken voor duurzaamheid binnen de bestaande mededingingskaders. Op die twee fronten proberen we juist ruimte te zoeken voor samenwerking in de keten in het belang van duurzaamheid en in de overtuiging dat die uiteindelijk ook leidt tot een betere prijsstelling voor de primaire producenten.

Ik streef ernaar om de discussie over eerlijke ketens in het komende halfjaar op de agenda van de Landbouwraad te krijgen. Dat kan op basis van de High Level Group (HLG), die Eurocommissaris Hogan binnenkort zal instellen en die zich specifiek over dat onderwerp zal buigen. In die zin zorg ik ervoor dat het ook op die plek terugkomt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mijn excuses voor deze interruptie, maar ik had ook de aanlandplicht als prioriteit genoemd, juist omdat het bij de uitwerking niet goed gaat. Vlak voor dit overleg hebben we een brief over de aanlandplicht ontvangen van de staatssecretaris. Daarin schrijft de staatssecretaris zelf ook dat de Verordening aanpassingen technische maatregelen te moeizaam gaat en dat er iets mee moet gebeuren. Daarvoor vraag ik dus ook aandacht.

De voorzitter: Ik teken daarbij aan dat die brief weliswaar is binnengekomen, maar niet op de agenda van dit overleg staat.

Staatssecretaris Van Dam: Als de Kamer er al in geslaagd was om die brief toe te voegen aan de agenda, had ik dat knap gevonden. Ik dacht: hij is klaar, dus we versturen hem. Dat heb ik gedaan in de wetenschap dat de Kamer er vanzelfsprekend apart over beslist en er een andere keer over wil doorpraten.

Op de aanlandplicht kom ik zo uitgebreid terug. Dat is typisch een voorbeeld van wat volgend jaar vanzelfsprekend regulier op de agenda staat en zeker aandacht zal krijgen.

De heer Brouwer noemde het dierenwelzijn. Ik vind het een belangrijk onderwerp en zal proberen er aandacht voor te vragen tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Zoals ik vorige week al in de begrotingsbehandeling heb aangegeven, zitten we nu vooral in het stadium om daarvoor het draagvlak binnen Europa te verbreden. We opereren in een kopgroep met Denemarken, Zweden en Duitsland voorop. Ook andere landen beginnen zich aan te sluiten en het lukt om het draagvlak te verbreden. We overwegen om in het komende halfjaar gezamenlijk een position paper over een EU-platform dierenwelzijn te agenderen op de Landbouw- en Visserijraad. De mogelijkheden daarvoor ben ik aan het bekijken.

Ik kom bij wat niet alleen hier maar ook volgende week de hoofdmaaltijd zal zijn, namelijk de visserij. Ik begin met de aanlandplicht. Daarna ga ik verder met de quota en de quotaonderhandelingen die traditioneel in de decemberraad de volle aandacht krijgen. Bij de begrotingsbehandeling heb ik al uitgebreid stilgestaan bij de aanlandplicht. Ik heb al aangegeven dat die nodig is, maar tegelijkertijd ook lastig is voor de sector. Daarvoor heb ik alle begrip en daarom zetten we in op het stap voor stap introduceren van de aanlandplicht. Ik heb al aangegeven dat we daarbinnen eigenlijk rek en ruimte zoeken, opdat de aanlandplicht daadwerkelijk geïmplementeerd kan worden, ook door onze vissers. Met die benadering is al het nodige bereikt. Per 1 januari 2016 hoeft bijvoorbeeld alleen ondermaatse tong aangeland te worden en de bijvangst niet. Als je op tong vist, hoef je bijvoorbeeld schol niet aan te landen. Dat gebeurt pas in 2018. We hebben daarin dus stappen gezet. We hebben ook uitzonderingen gekregen, bijvoorbeeld op ondermaatse tong. Mijn voorgangster heeft de keuze al gemaakt, omdat het waarschijnlijk effectiever is om het gesprek over rek en ruimte -- je kunt ook zeggen: de zachte landing -- in de aanlandplicht aan te gaan dan te proberen die tegen te houden of uit te stellen, waarop de heer Dijkgraaf aandringt, omdat het gesprek veel meer oplevert. We zien ook dat het inderdaad meer oplevert en ik wil dat zo voortzetten.

Er is een motie van de heer Dijkgraaf aangenomen waarin verzocht wordt het gesprek aan te gaan met de andere Noordzeelanden. Ik zal dat doen en ik zal dat op korte termijn doen. Ik probeer die gesprekken volgende week aan te knopen. Tegelijkertijd heb ik er bij de begrotingsbehandeling voor gewaarschuwd om er geen hoge verwachtingen van te hebben. We zijn immers op een ander spoor continu in gesprek om te zoeken naar die rek en ruimte om bijvoorbeeld de aanlandplicht voor schol op basis van wetenschappelijke informatie te laten plaatsvinden en ter discussie te stellen of die daadwerkelijk nodig is. Om dat gesprek voort te kunnen zetten, moeten we voorzichtig zijn met het al te hard aandringen op uitstel. Ik ga het gesprek met de andere Noordzeelanden aan, maar gelet op de manier waarop ze over de aanlandplicht denken, verwacht ik niet dat ze meegaan in het uitstellen hiervan. We zullen de uitkomsten van de gesprekken aan de Kamer terugkoppelen.

Er waren nog meer vragen over de aanlandplicht. De heren Dijkgraaf en Geurts begonnen over de technische maatregelen.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf wil nog interrumperen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb de pech dat mijn vragen snel beantwoord worden. Ik denk dat ik verder in het overleg stil word.

Staatssecretaris Van Dam: De heer Dijkgraaf zat ook vooraan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dan krijg je dat. De motie is vrij duidelijk. In de motie wordt om twee dingen gevraagd, ten eerste om afstemming met andere landen. De motie zegt niet: als de afstemming mislukt of moeizaam gaat, dan maar niet. De motie is helder: een halfjaar uitstel na afstemming met de andere landen. Ik verwacht toch wat stevigere taal en een stevigere inzet van de staatssecretaris, want anders gaat hij gewoon op dezelfde weg door. De motie is niet voor niets ontraden, maar hij is ook niet voor niets aangenomen. In die zin betekent die motie echt iets voor de inzet van de staatssecretaris, zou ik zeggen.

Staatssecretaris Van Dam: Ja, maar in de begrotingsbehandeling ben ik ook duidelijk geweest over de verwachtingen die de Kamer daarbij moet hebben. We gaan namelijk niet zelfstandig over het uitstellen van de aanlandplicht. Dat weet de heer Dijkgraaf ook. De aanlandplicht is Europees ingesteld en de kans dat die met een halfjaar Europees wordt uitgesteld, acht ik zeer klein. In de motie wordt gevraagd daarover het gesprek aan te gaan met de andere Noordzeelanden. Ik heb al aangegeven dat ik niet verwacht dat die andere Noordzeelanden nu, op het laatste moment, willen meewerken aan het uitstel met een halfjaar. Ik geef erbij in overweging -- dat vind ik wel belangrijk -- dat we in een ander spoor inzetten op rek en ruimte in de aanlandplicht waarmee we resultaat bereikt hebben. Wat vanaf 1 januari moet worden aangeland, is zeer beperkt. Dat is gelukt door het voeren van dat soort gesprekken, waarmee we eigenlijk meer hebben ingezet op de manier waarop we de aanlandplicht kunnen beperken. Je zou kunnen zeggen dat een deel van de aanlandplicht al is uitgesteld. Per 1 januari hoef je niet alles aan te landen. Je hoeft maar zeer beperkt aan te landen. Daarnaast zijn andere verplichtingen doorgeschoven naar de toekomst. Wat nu moet worden aangeland, is redelijk overzichtelijk. Daarover hebben we in de begrotingsbehandeling al uitgebreid gesproken. Ik heb de Kamer toegezegd om het gesprek met de andere Noordzeelanden aan te gaan. Ik zal de Kamer een terugkoppeling geven van de uitkomsten van die gesprekken.

.......................................................

Staatssecretaris Van Dam: Ik gaf al aan dat het meeste volgens mij wel duidelijk is. Er wordt zeer veel aan voorlichting gedaan door het departement. Laat ik het hier ook zeggen. Welke visser welke vissoort moet aanlanden, hangt uiteindelijk af van het tuig dat hij gebruikt. In feite komt het erop neer dat vissers in 2016 alleen de doelsoorten hoeven aan te landen en dat vissers in de Noordzee bovendien alle bijvangst van Noorse garnalen moeten aanlanden. Tongvissers hoeven dus alleen maar tong aan te landen, dus niet de bijvangst zoals schol of schar. Scholvissers met boomkor hoeven alleen schol aan te landen en scholvissers met trawl moeten schol en schelvis aanlanden. Staandwandvissers moeten alleen tong aanlanden. Flyshooters in het Kanaal moeten wijting aanlanden indien de vangst in 2013 en 2014 voor meer dan 25% bestond uit witvissoorten. Van deze vangsten moeten de maatse en ondermaatse vangsten aangeland worden. Vissers met vaartuigen die onder de aanlandplicht vallen, hebben al een brief ontvangen waarin staat welke soorten ze moeten aanlanden.

Ik herhaal hier wat de aanlandplicht inhoudt, omdat het veel minder is dan waarvoor eerder werd gevreesd. Er werd gevreesd dat men in 2016 al een volledige aanlandplicht zou hebben. Juist door binnen Europa het gesprek te voeren, zijn we erin geslaagd om wat ik iedere keer rek en ruimte noem, te vinden, dat wil zeggen om een aantal aanlandverplichtingen naar de toekomst door te schuiven. Dat geeft ons de tijd om er verder over te discussiëren. Dat vergt wel een houding van "in gesprek blijven" en niet een houding van "de kont tegen de krib gooien", want daarmee bereik je op dit moment echt minder. Zie dus wat we al hebben bereikt en zie wat we nog kunnen bereiken, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanlandverplichting van schol die nu geagendeerd staat voor 2018. Dat geeft ons dus twee jaar de tijd om er verder naar te kijken en er verder in Europees verband over te discussiëren.


...................................

Staatssecretaris Van Dam: Op dat punt zijn we in de begrotingsbehandeling ook al uitgebreider ingegaan. Ik heb toen aangegeven dat Nederlandse vissers van de NVWA brieven meekrijgen in verschillende talen waarin precies wordt uitgelegd welke afspraken voor hen gelden. Die brief kunnen de vissers bij controle door buitenlandse diensten overhandigen. Daarmee kunnen ze laten zien aan welke verplichtingen ze moeten voldoen, zodat een buitenlandse dienst alleen controleert op dingen die voor hen gelden en dus niet op andere dingen. Volgens mij hebben we hierover al uitgebreid gesproken.

Dan kom ik toch bij de quota. Verschillende leden vroegen naar de inzet tijdens de Raad. Een belangrijk punt is voor mij -- ik maak even een bruggetje naar de aanlandplicht -- dat bij de quotumophoging rekening wordt gehouden met de aanlandplicht en dat de quota worden opgehoogd om daaraan te kunnen voldoen. Vissers moeten namelijk dezelfde hoeveelheid maatse vis kunnen blijven vangen. Daarnaast zet ik in op MSY (maximum sustainable yield), dus de maximale duurzame opbrengst in 2016, waar dat mogelijk is. Ik wil bijvoorbeeld voor de horsmakreel in de westelijke wateren een TAC voor MSY en ook voor schol, als besloten wordt om van het meerjarenplan af te wijken. Voor tong zetten we in op een ophoging van 10% van de TAC. De heer Wassenberg vroeg daarnaar. Door IMARES (Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) is namelijk wetenschappelijk onderbouwd dat het tongbestand dusdanig goed is dat de TAC met 10% kan worden verhoogd. Daarop zetten we dan ook in. Voor gegevensarme bestanden wil ik geen automatische reductie van 20%, maar een benadering van geval tot geval. Er is immers geen reden om de TAC zomaar te verlagen, maar wel om er nader naar te kijken.

De inzet is om het aantal zeedagen niet te verminderen maar de status quo te handhaven. Ik zal er straks nog wat meer over zeggen. In elk geval de PvdD vroeg of de Raad de adviezen van ICES (International Council for Exploration of the Seas) een op een opvolgt. De inzet is om die adviezen zo veel mogelijk op te volgen. De Commissie gaat altijd uit van de adviezen, maar volgt ze niet altijd voor 100%. Dat heeft een aantal inhoudelijke redenen, maar soms zijn er ook politieke redenen. Een van de inhoudelijke redenen is dat er een mismatch kan zijn tussen bestanden waarover ICES adviseert en de gebieden waarvoor de Raad een TAC vaststelt. Het gaat dus niet altijd over exact hetzelfde gebied. Een reden van meer politieke aard is dat de Raad soms minder drastische TAC-dalingen wil dan ICES adviseert, omdat die rekening wil houden met de sociale en economische belangen van een lokale sector. In dit debat horen we dat hierom soms ook door het Nederlandse parlement verzocht wordt. Ook kan het zijn dat een TAC wordt vastgesteld met derde landen die zich anders committeren aan de ICES-adviezen. Daardoor worden die adviezen niet altijd voor 100% gevolgd, maar de inzet is om ze in principe te volgen. Ik gaf net het voorbeeld van een uitzondering, waarbij sprake is van een goede wetenschappelijke onderbouwing om uit te komen op een andere totalevangstmogelijkheid.

De heer Wassenberg (PvdD): Wat de staatssecretaris zegt, is hetzelfde als de conclusie van het artikel waarnaar ik verwees, namelijk dat de kortetermijnbelangen met name van vissende landen zwaarder wegen dan de langetermijnbelangen. De langetermijnbelangen betreffen vooral het belang van gezonde visstanden, ook op de langere termijn.

Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg constateert terecht dat die spanning bestaat en dat er vanuit een aantal andere lidstaten meer wordt ingezet op het verruimen van de quota die op basis van het advies op tafel liggen. Onze inzet is dat de zaken met elkaar in balans moeten zijn. Dat de visstand op peil blijft is niet alleen van belang vanuit natuuroogpunt, maar is juist een economisch langeretermijnbelang, zodat er in de toekomst ook voldoende vis voor consumptie gevangen kan worden. Onze inzet is om zo veel mogelijk de wetenschappelijke adviezen te volgen. Als we daarvan afwijken, zoals bij de tong, doen we dat op basis van een andere wetenschappelijke onderbouwing zodat het ook verantwoord is.

De heer Geurts vroeg of ik ga inzetten op het Meerjarenplan Noordzee. Dat meerjarenplan wacht op een akkoord over het plan voor de Oostzee. Het plan voor de Noordzee komt dus pas in 2016. Ik dring er bij de Commissie op aan dat er snel een voorstel komt, evenals een voorstel voor de technische maatregelen die mogen worden ingezet ten aanzien van de Noordzee.

Er was een vraag van de VVD en de SGP over de haring en Spitsbergen. In november heeft de Europese Commissie een note verbal aan Noorwegen gestuurd en bezwaar gemaakt tegen de discriminatie van EU-vissers. Die hebben namelijk geen toegang tot de wateren van Spitsbergen, terwijl Russische vissers er wel mogen komen. Dat is op ambtelijk niveau met de Noorse collegae besproken. Vandaag bespreekt onze premier het ook met zijn Noorse ambtsgenoot. We hebben de Commissie opgeroepen om tijdens de nu lopende onderhandelingen een akkoord met Noorwegen over de haring te sluiten, om te voorkomen dat Nederlandse vissers in 2016 weer niet rond Spitsbergen mogen vissen. Dat loopt dus.

De heren Dijkgraaf, Geurts, Wassenberg en Brouwer hadden verschillende vragen over de zeebaars. De heer Geurts vroeg om versoepeling van de regels. Ik snap dat stringente maatregelen pijnlijk zijn, maar gelet op de stand van de zeebaars zijn ze wel noodzakelijk. Vissers die zeebaars bijvangen, moeten proberen dat te mijden. In de richting van alle vragenstellers zeg ik dat hierbij een spanning bestaat tussen de kleinschalige visserij op zeebaars, waarmee we in Nederland te maken hebben, en de grootschalige visserij op zeebaars die men in andere landen kent en die een veel sterkere bedreiging voor de visstand vormt. We proberen in te zetten op flexibiliteit voor de kleinschalige visserij, maar gelet op de visstand van de zeebaars zijn maatregelen wel degelijk noodzakelijk. We kunnen dus niet uitsluiten dat die maatregelen ook onze kleinschalige visserij raken.

Daarnaast kijken we nog naar de recreatieve visserij. Het zal niet anders kunnen dan dat ook de recreatieve vissers moeten bijdragen. Er moet immers sprake zijn van een gelijk speelveld tussen beroepsvissers en recreatieve vissers. Bovendien zijn anders de mogelijkheden om een en ander te omzeilen te groot. De handhaving van de huidige limiet, namelijk dat men recreatief drie stuks mag vissen, is dan ook onhoudbaar. We zetten dus in op een limiet van één stuk voor recreatieve vissers.

De heer Geurts vroeg of er een onderbouwing is voor de voorgestelde maatregelen. De Commissie heeft een aantal gegevens op een rijtje gezet waaruit blijkt dat de huidige vangsten ongeveer 70% tot 90% te hoog zijn. Dat geeft wel de urgentie aan om er iets aan te doen. Die vangst moet naar beneden. De huidige maandelijkse vangstlimieten zijn nauwelijks beperkend. Het zal dus strenger moeten, gelet op de stand van de zeebaars.

Ik kom nu iets uitgebreider terug op de zeedagen. De zeedagen voor de demersale visserij worden samengevoegd. Daardoor kunnen vissers met grote mazen vissen en kunnen zij ondermaatse vis mijden.


..............................................................

Staatssecretaris Van Dam: Bij de begrotingsbehandeling werd het al bijna een running gag dat zo'n beetje alles in het eerste kwartaal naar de Kamer toekomt. Dat kan ik hierover ook zeggen. De heer Geurts zegt natuurlijk terecht dat, als je gaat werken met strengere limieten, de vraag rond handhaafbaarheid nog dringender is. We proberen er in het eerste kwartaal van het komend jaar over te berichten.

Ik was gebleven bij de zeedagen. Door de samenvoeging van de zeedagen voor de bodemvisserij kunnen vissers vissen met grote mazen en ondermaatse vis mijden. Ik heb een soortgelijk verzoek ingediend bij de Commissie. Die laat het verzoek nu wetenschappelijk toetsen. De resultaten daarvan komen op zijn vroegst in het voorjaar van 2016, maar dat is voor Nederland vroeg genoeg. De heer Dijkgraaf vroeg naar het samenvoegen van de zeedagen voor de categorieën TR1 en TR2. Het systeem van de zeedagen uit het kabeljauwherstelplan is achterhaald. Ik zal me er dus voor inzetten om dat zo snel mogelijk af te schaffen. De Commissie heeft aangegeven in het nieuwe Meerjarenplan Noordzee geen zeedagen meer op te nemen, maar totdat er een nieuw meerjarenplan is -- ik zei al dat dat nog liep -- zitten we aan dat systeem vast. Het systeem belemmert vissers om selectiever te vissen en dat laatste was nou net de hele inzet van de aanlandplicht. Daarom zetten we in op het afschaffen van het systeem van de zeedagen. De Commissie heeft op verzoek van onder andere Nederland voorgesteld om de categorieën TR1 en TR2 samen te voegen. Nederland heeft ook verzocht om de categorieën BT1 en BT2 samen te voegen. Dat verzoek heeft de steun van België en Duitsland. De Commissie heeft het in overweging genomen. Daarom zetten we op dit moment nog in op het handhaven van de status quo ten aanzien van de zeedagen.

De heer Dijkgraaf vroeg ook naar de stand van zaken rondom de rechtszaak over het kabeljauwherstelplan. De Raad heeft in december 2012 eenzijdig een besluit genomen over aanpassingen op het kabeljauwherstelplan. De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn daarover naar het Hof van Justitie gestapt. Dat heeft op 1 december uitspraak gedaan. Het Hof stelt het Parlement en de Commissie in het gelijk. De Raad had niet zonder het Europees Parlement een verordening mogen vaststellen. De Raad moet dus zijn verordening van 2012 intrekken. De bepalingen zijn nog twaalf maanden van kracht. We hebben dus nog een jaar om met een alternatieve oplossing te komen. Daarover ga ik in gesprek met de Commissie. Belangrijk daarbij is dat de inhoud van de wensen van de Raad niet worden betwist. Het dispuut betrof de rechtsbasis. De Raad had het via codificatie moeten vaststellen. Het wordt dus vervolgd.

De heer Geurts vroeg of ik me inzet voor een verhoging van de TAC voor blauwe wijting. Ja, ik zet me in voor een EU-quotum op basis van het MSY-niveau en een 45%-aandeel voor de EU.

De PvdD vroeg naar de TAC voor makreel. Er is nog geen akkoord bereikt tussen de kuststaten over de TAC voor makreel voor 2016. IJsland, Groenland en Rusland willen niet toetreden. Er is een voorlopig akkoord tussen Faeröer, Noorwegen en de EU op basis van een aangepast beheerplan. Dat is gemaakt op basis van het ICES-advies en wordt dus duurzaam geacht. Het houdt een 15% reductie van de TAC in. Er is geen sprake van overbevissing. De sector heeft niet voor niets een MSC-duurzaamheidscertificaat (Marine Stewardship Council).

De heer Brouwer vroeg naar de visakkoorden, maar gaf daarbij aan dat hij het prima vond als we schriftelijk antwoorden bij de voorbereiding van de volgende geannoteerde agenda. Gelet op de tijd wil ik daar gebruik van maken. De heer Brouwer wordt hierover dus schriftelijk geïnformeerd, uiteraard met de rest van de Kamer, bij de volgende geannoteerde agenda.

De heer Wassenberg vroeg naar roggen en haaien in het beheerplan voor de Noordzee. Die hebben zeker mijn aandacht. Ik werk aan een beheerplan voor haaien en zal daarin ook aandacht besteden aan de roggen. Ook dat plan krijgt de Kamer begin 2016. Ik heb het vermoeden dat we elkaar dan vaak zullen zien.

De vraag over de haring of de haringoorlog, zoals de heer De Liefde het noemde, had ik al beantwoord. Gelukkig verlopen de gesprekken in een betere sfeer dan in een oorlogssfeer: de premiers spreken er met elkaar over.

Ik kom bij een volgend deel van de beantwoording: het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GBL). Daarover zijn verschillende vragen gesteld, bijvoorbeeld over de positie van jonge landbouwers, de jonge boeren. De heer Geurts vroeg daarnaar. De heer De Liefde vroeg naar het openstellen van de jongeboerenregeling. Jonge boeren in heel Europa lopen aan tegen de beschikbaarheid en verwerving van land, de beschikbaarheid van kapitaal en de ontwikkeling van kennis. De heer Geurts noemde dat ook. Een en ander blijkt uit het onderzoek dat uitgevoerd is door Ecorys, dat tijdens het congres Knowledge for Young Farmers op 16 en 17 oktober in Brussel werd gepresenteerd.

In Nederland is het probleem vooral de beschikbaarheid van land en kapitaal. Over het algemeen is de verspreiding van kennis in Nederland goed geregeld. Daarover hebben we vorige week uitgebreid met elkaar gesproken. In het GLB wordt zowel bij directe betalingen in pijler één als bij het plattelandsontwikkelingsprogramma in pijler twee specifiek aandacht besteed aan de jonge landbouwers. Onder pijler één is voor jonge landbouwers een top-up voorzien boven op de bestaande hectaretoeslag. Die wordt uitgekeerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarover is de Kamer onlangs geïnformeerd. De brief staat ook op de agenda van dit overleg. Daarnaast hebben we natuurlijk de tweede pijler waarnaar de heer De Liefde ook vroeg: de openstelling door provincies. Ik heb vorige week in de begrotingsbehandeling aangegeven dat we samen met de provincies werken aan het openstellen van een generieke regeling, die voor heel Nederland hetzelfde zal luiden. We helpen de provincies met de openstelling, maar het is hun verantwoordelijkheid. Zoals ik vorige week al zei, verwacht ik de Kamer daarover op korte termijn te kunnen berichten, en natuurlijk met een positief bericht. Dat zullen de leden begrijpen.

De heer Brouwer vroeg of ik ook vind dat schoolfruit en -melk niet past bij het subsidiariteitsbeginsel en of ik dat ging aankaarten. Dat heeft mijn voorgangster steeds gedaan en ik zal dat ook doen. De meeste landen zijn voorstander van deze regeling; die regeling gaat dus gewoon door. Er wordt op dit moment door het Luxemburgse voorzitterschap een triloog over gevoerd met het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik ben het met de heer Brouwer eens dat het niet de zinnigste manier van bemoeienis van Brussel is met de manier waarop wij dingen regelen.

..................................................................

Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Het belangrijkste punt van de heren Dijkstra, Geurts en De Liefde betreft de aanlandplicht. Laat ik daarover zeggen dat ik het duidelijke signaal van de Kamer heb begrepen. Ik zal me ten volle inzetten om dat signaal over te brengen aan mijn collega's. Dat zal ik volgende week doen en marge van de Landbouwraad. Laat ik toezeggen dat ik de Kamer woensdag of donderdag informeer over wat dat heeft opgeleverd. In de motie wordt mij gevraagd de aanlandplicht uit te stellen. Daarover wil ik duidelijk zijn: dat kan ik niet. Ik heb niet het handelingsperspectief om dat te doen. Met die motie vraagt de Kamer mij om een Europese verordening te overtreden. Die verordening staat echter vast en wordt niet meer gewijzigd voor 1 januari, tenzij daarover in gezamenlijkheid afspraken worden gemaakt. Ik ga aan de collega's overbrengen wat het parlement wil. Als de Kamer zegt dat ik me gewoon niet aan de verordening moet houden, weet dan wat de consequenties daarvan zijn. Ten eerste wordt Nederland daarvoor zwaar beboet. Ten tweede, als we ons een halfjaar niet aan de verordening houden, zijn we onze onderhandelingspositie nog verder kwijt. Om me niet aan de verordening te houden, lijkt me geen optie. Ik zal me er echter ten volle voor inzetten om het signaal van de Kamer duidelijk te maken aan de andere lidstaten, met nadruk op de andere Noordzeelidstaten, zoals in de motie wordt gevraagd. De Kamer krijgt zo spoedig mogelijk informatie over de resultaten daarvan. De heer Dijkgraaf schermde even met een scherpere motie, maar ik heb geen scherpere motie over dit signaal nodig. Het is mij overduidelijk hoe de leden hierover denken. Ik zal het signaal overbrengen.

..................................................

De voorzitter: Met deze toevoeging is de toezegging afgerond.

- In het eerste kwartaal van 2016 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met Sportvisserij Nederland over de handhaving van regels voor recreatieve vissers, oftewel de houders van de VISpas.

- In de geannoteerde agenda van de volgende Landbouw- en Visserijraad wordt de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de visserijpartnerschapsovereenkomsten.

- De staatssecretaris informeert de Kamer op korte termijn over de resultaten van de gesprekken met de provincies over een generieke regeling voor jonge boeren binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

- De staatssecretaris geeft op korte termijn, begin 2016, een schriftelijke beantwoording van de vragen over paardenvlees en het moratorium op gewasbeschermingsmiddelen en het beheerplan voor haaien en roggen.

Interessant voor jou

Bijdrage Thieme debat militaire missie Syrië

Lees verder

Bijdrage Wassenberg Landbouw en Visserijraad 15 februari

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer