Bijdrage Wassenberg aan begroting Landbouw, Natuur en Voed­sel­kwa­liteit


26 november 2020

Dieren in de veehouderij

Dierenwelzijn is de sluitpost van deze minister. Letterlijk. Vanuit het ministerie ontvingen we de afgelopen weken nog even snel brieven en rapporten die soms al bijna een jaar geleden hadden moeten komen. Bijvoorbeeld over de chaos bij de NVWA, de aanpak van stalbranden en de langverwachte evaluatie van de Wet dieren.

Het dierenwelzijnsbeleid van de minister beperkte zich tot drie speerpunten: diertransporten, de aanpak van stalbranden en ‘de zorg voor jonge dieren’.

En zelfs op deze punten is bedroevend weinig gebeurd. We hebben hier vorige maand nog uitgebreid over gesproken in het AO Dieren in de veehouderij.

Kern van het probleem is dat dieren nog altijd nauwelijks wettelijke bescherming kennen. Op de schamele wetten die wij WEL hebben ter bescherming van dieren, worden ook nog eens uitzonderingen gemaakt. Zoals het verrichten van ingrepen en het scheiden van moederdier en haar jongen in de zoogperiode. De intrinsieke waarde van dieren wordt formeel wel erkend, maar wordt tegelijk ook opzij geschoven voor economische belangen. Dit artikel is een lege huls.

Ik vraag de minister: stop met die open normen die niet kunnen worden gehandhaafd.

En stop met uitzonderingen in de wetgeving.

Ik vraag ook: communiceer open en eerlijk over wat er in de veehouderij gebeurt.

Kabinet na kabinet is het erover eens dat consumenten moeten weten waar hun eten vandaan komt. Transparantie.

Maar de dagelijkse realiteit achter vlees, zuivel, eieren en vis wordt actief weggehouden bij het publiek. Er is een groot gat tussen de afschuwelijke werkelijkheid voor de honderden miljoenen dieren in de veehouderij en de visserij en het vrolijke beeld dat mensen wordt voorgehouden.

Nooit eerder kwamen er zoveel beelden naar buiten die de harde realiteit laten zien. Van de slacht van dieren, maar ook van het leven in de stallen.

Beelden uit de konijnenhouderij waar bijna 450.000 konijnen per jaar van ellende vroegtijdig sterven in de stal, waar ook afgelopen jaar weer geen enkele keer een inspecteur langs kwam voor een reguliere controle.

Beelden uit de eendenhouderij, waar eenden nooit buiten komen en geen water hebben om in te zwemmen. Waar de dieren door het doorfokken op extreme groei niet meer op hun poten kunnen staan en heupproblemen krijgen.

Beelden uit de varkenshouderij van pasgeboren biggetjes bij wie de staartjes worden afgeknipt en de tandjes worden geslepen. Van zeugen die vastliggen tussen stangen terwijl ze door een onervaren ingehuurde kracht worden geïnsemineerd.

Maar bij deze beelden zegt de minister vaak dat ze niet representatief voor de sector.

En tegelijk doet de minister niks om misleidende projecten als Pig Story, de promotiecampagne van de varkenssector van een disclaimer te voorzien.

De minister laat het gebeuren dat de EU miljoenen euro’s steekt in vleespromotie op het moment dat de vleesconsumptie lijkt te gaan dalen door bewustwording bij consumenten. Regelrechte sabotage van haar eigen kabinetsdoelen. Met geld van Europa.

De minister steunt Agractie met tienduizenden euro’s om het project ‘Boer in de klas’ te ontwikkelen.

Voorzitter, ik vraag de minister: maak een einde aan die misleidende campagnes. Of biedt in ieder geval tegenspel.

Zorg voor een eerlijk beeld: voor volledige openheid en voorlichting over wat dieren in de vee-industrie ondergaan voordat hun vlees of hun producten in de supermarkt belanden.

En stop de subsidies voor de promotie van dierlijke producten.

Mest

Voorzitter, de minister heeft zich gedurende haar ambtstermijn herbezonnen op het mestbeleid. Daar had ze de tijd voor nodig; pas recent zagen de contouren voor een eventueel nieuw mestbeleid het licht.

Het is ook niet makkelijk, voorzitter, als er op een dossier zo’n gigantische olifant in de kamer staat. Het mestprobleem is ontzettend complex als je niet kijkt naar het aantal dieren in de veehouderij, als je niet bereid bent om dat aantal drastisch te verminderen.

De lange herbezinning lijkt vooral gebruikt te zijn om die ene oplossing - een structurele, verplichte en substantiële verlaging van het aantal dieren – heel zorgvuldig uit de weg te gaan. Zonde van de tijd.

Voorzitter, de stikstofcrisis is natuurlijk een afgeleide van het reeds 45 jaar lang falende mestbeleid. Door het grote aantal dieren dat we fokken, gebruiken en doden, produceren we veel meer mest dan ons land aankan. Over allerlei milieugrenzen gaan we heen, of we schuren er tegenaan. Is het niet nitraat of fosfaat, dan is het wel ammoniak, methaan, of gewoon stank. De regeltjes waarmee we keer op keer net onder de verschillende grenzen zouden moeten blijven, stapelen zich op. Boeren worden er stapelgek van.

De minister gelooft dat het mestbeleid met haar nieuwe contouren minder complex zal worden, maar dat waag ik te betwijfelen. Zo zet zij nog steeds in op het bedelen bij de Europese Commissie om een uitzonderingspositie te krijgen om meer mest uit te mogen rijden op het land dan in de rest van Europa – de derogatie.

En ja, dan wordt het dus mest-millimeteren: detail-regeltjes over waar je wanneer welke mest uit mag rijden en op welke manier. Boeren worden er stapelgek van.

En een kleinere mestproductie zal voor de individuele boer juist voordeliger uitpakken. In 2016 betaalde een varkenshouder gemiddeld €51.000 euro aan mestafzetkosten; dat is van dezelfde orde van grootte als het gehele ondernemersinkomen.

Als er in heel Nederland veel minder mest wordt geproduceerd, krijgt mest weer waarde. Dan hoeft de veehouder niet langer te betalen om van z’n mest af te komen, maar kan hij het verkopen aan een akkerbouwer. Minder mest, door in totaal veel minder dieren te houden, is dan zo slecht nog niet.

Het zijn uiteindelijk de grote bedrijven die geld verdienen aan boeren, de veevoerbedrijven, levensmiddelenfabrikanten, slachterijen, die het felst gekant zijn tegen krimp. Het gaat om hun verdienmodel – niet dat van de individuele boer.

De afgelopen decennia zagen we het aantal boerenbedrijven gestaag afnemen, volgens cijfers van het CBS verdwenen er de afgelopen 20 jaar maar liefst 6 boerenbedrijven per dag. Maar het totale aantal gehouden dieren steeg juist. Veel minder boeren houden dus in totaal meer dieren dan 20 jaar geleden, de marges zijn flinterdun, bulkproductie levert geen houdbaar verdienmodel op.

Voorzitter, mijn fractie heeft het hier al veel vaker bepleit: minder dieren betekent minder mest, betekent minder problemen. Als we 75% minder dieren zouden houden, zouden we alle veevoer zelf kunnen verbouwen – dus hoeven we daarvoor niet de Amazone plat te branden – en zouden we alle mest weer nuttig op het land kunnen uitrijden. Is dat nu kringlooplandbouw, of niet?

In de visie van de minister op kringlooplandbouw, hebben echter ook mestfabrieken een plek. Wat mijn fractie betreft laat dat vooral de zwakte van het concept ‘kringlooplandbouw’ zien: met een kleine inspanning kan je er van alles onder scharen.

Mestfabrieken, voorzitter, bestaan bij de gratie van het mestoverschot. Met al ruim €4 miljard aan subsidie wordt een nieuwe industrie opgetuigd die zich stevig zal verzetten tegen een krimp van het aantal dieren. Mestvergisters leveren nauwelijks energie, geven overlast voor omwonenden en zijn vaak omgeven van fraude.

Deze mestfraude, benadrukt ook het OM, is alleen tegen te gaan wanneer de fraudeprikkel weggenomen wordt. En de fraudeprikkel wordt weggenomen door minder mest te produceren, door minder dieren. Dat dát niet tot de denkrichtingen van de minister behoort, is zeer zorgwekkend.

NVWA

Naast het stikstof- en mestbeleid is er nog een hoofdpijndossier dat wordt voortgesleept van kabinet naar kabinet: het niet functioneren van de NVWA.

En ondanks dat de plank met rapporten over de structurele problemen bij de toezichthouder al bijna bezwijkt onder het gewicht, verschenen er ook onder deze minister weer vier nieuwe kritische rapporten.

Als je de rapporten over de vleesketen en het toezicht daarop doorneemt, lees je over een sector zonder zelfreinigend vermogen, waarin massa voorop staat, productiesnelheid boven hygiëne en dierenwelzijn gaat, met een uitgekleed en falend toezichtsapparaat dat niet in staat is hiertegen op te treden.

Volgens NVWA-dierenartsen en keurmeesters die de dieren en het vlees controleren heerst er een grote angstcultuur. Dierenartsen die wèl willen ingrijpen als ze zien hoe dieren worden mishandeld, krijgen te maken met agressie – verbaal en fysiek - en intimidatie. Klokkenluiders worden overgeplaatst of werden zelfs vervolgd. Van wie klaagt wordt gehakt gemaakt.

Tegelijk is er een groep dierenartsen die weigert op te treden tegen misstanden. En een groep die van hun eigen NVWA-leidinggevende opdracht krijgt om niet te handhaven.

Dus zelfs ALS er al inspecteurs zijn om overtredingen te constateren, is het maar de vraag of er wordt ingegrepen. Dat is ook waarom de minister besloot om bij een aantal locaties de regel in te stellen dat alle inspecties door twee inspecteurs moeten worden uitgevoerd; het vierogenprincipe.

Er is dus veel capaciteit en veel kennis nodig om voldoende toezicht te kunnen houden op deze sector. Maar die capaciteit is al jaren zeer ontoereikend. En het vierogenprincipe is dan ook alweer sterk afgeschaald, ondanks alle misstanden.

Deloitte plakte dit jaar voor het eerst cijfers op de capaciteitsproblemen: Maar liefst tweederde van haar taken kan de NVWA niet goed uitvoeren door onvoldoende capaciteit en onvoldoende kwaliteit. Tweederde!

Er is bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit om toezicht te houden in de stallen. Iets waar de Partij voor de Dieren al jaren voor waarschuwt.

Zo is er de afgelopen twee jaar niet één reguliere controle uitgevoerd bij bedrijven met vleeskuikenouderdieren. De ouderdieren van plofkuikens. Die ouderdieren hebben dezelfde genen en dus hetzelfde groeitempo als die plofkuikens. Maar omdat ze langer worden gebruikt dan zes weken, krijgen ze minder eten en drinken, zodat ze minder snel groeien. Dus je fokt een kuiken op extreme groei en onthoudt de ouderdieren dan voedsel om die groei af te remmen. Zo ziek is het systeem.

Uit hun eigen risicoanalyse weet de NVWA dat slechts 38% van de bedrijven met vleeskuikenouderdieren de regels naleeft. In totaal gaat het om bijna 9 miljoen ouderdieren die aan hun lot worden overgelaten bij 100 bedrijven.

Ook heeft de NVWA heeft onvoldoende capaciteit om toezicht te houden op het voorkomen of signaleren van dierziekten. Dat betekent dat er een groter risico is dat de dierziekte later wordt ontdekt, zich snel verspreidt bij een uitbraak en dat de schade voor mens en dier groter wordt. Zeer zorgwekkend, gezien de dierziektecrises waar we nu middenin zitten.

Corona heeft geleid tot het vroegtijdig vergassen van miljoenen nertsen en er zijn al honderdduizenden kippen en eenden gedood vanwege vogelgriep. Waar is al deze capaciteit bij de NVWA vandaan gekomen? Welke taken worden er nu niet uitgevoerd?

En bij elk rapport dat het falen van de NVWA blootlegt is de reactie van de verantwoordelijke bewindspersoon: “Schokkend, maar we gaan het aanpakken.”

Maar er verandert niets. Wel pakt de directie van de NVWA de klokkenluiders keihard aan.

Begin dit jaar leek de minister echt doordrongen van de oorzaak van deze problemen en van de gevolgen daarvan.

“De druk op het slachtproces, ingegeven door economische overwegingen, is naar mijn overtuiging te groot geworden om belangen van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen,” schreef de minister begin dit jaar.

En dat klopt.

De enige manier om uit deze voortdurende spiraal te komen, is om de druk op het slachtproces daadwerkelijk te verminderen. Het aantal dieren in de Nederlandse veehouderij is zó groot dat het proces van fokken, aanvoeren van dieren in stallen, en afvoeren van dieren naar het slachthuis heel strak wordt gepland.

Alles draait om massa om het proces rendabel te houden. Dit zorgt voor de perverse prikkel om maar door te blijven gaan met fokken, gebruiken en doden van dieren.

De enige oplossing hiervoor is het drastisch terugbrengen van het aantal dieren dat wordt gefokt, gebruikt en gedood.

Belangen van dieren worden in dit systeem, gericht op hoge productie en lage kosten, worden nog altijd ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de vee- en vleessector.

En uit alle rapporten blijkt dat de NVWA niet bij machte is om de problemen in kaart te brengen, laat staan op te lossen. Wat de Partij voor de Dieren betreft wordt de NVWA weggehaald bij het ministerie van landbouw.

En inspecteurs moeten niet langer in hun eentje op pad worden gestuurd, maar er moet altijd iemand van de dierenpolitie mee.

Niet alleen in de vee-industrie laat de NVWA grote steken vallen. In het Deloitte-rapport werd ook gekeken naar toezicht op de honden- en kattenhandel. In die honden- en kattenfokkerij en –handel gaat veel mis. Toch is het toezicht op de hondenhandel sterk onvoldoende, schrijft Deloitte. Daar is een toezichtsintensiteit van 3%, waar dat tenminste 10% zou moeten zijn.

Maar in de kattenhandel is praktisch geen enkel toezicht. Waar dat toe leidt, zagen we eergisteren bij Undercover in Nederland. Zieke katten, katten met ernstige genetische afwijkingen, opzettelijk zo gefokt, katten onder de vlooien, niet ingeënt, met vervalste papieren.

En GEEN ENKELE CONTROLE door de NVWA.

Het toezicht op de kattenhandel is VOLLEDIG reactief, schrijft Deloitte.

Dat maakt het aantrekkelijk voor criminelen. Hoge winsten, pakkans vrijwel nul, en ALS je al tegen de lamp loopt, krijg je meestal een waarschuwing. Dat zal ze leren!

Voorzitter, hoe oordeelt de minister over de inzet van de NVWA op het gebied van de katten- en hondenhandel?

Landbouwgif

Voorzitter, ik schakel over naar het onderwerp landbouwgif. De minister zei anderhalf jaar geleden op tv dat het ‘radicaal anders’ moest met het gebruik van landbouwgif. Dit was een reactie op het onderzoek waarin gif werd gevonden tot in de luiers van de baby’s van omwonenden van bollenvelden. Het zit in hun huis, in de lucht, ze ademen het in; het komt in hun urine. Natuurlijk maken omwonenden zich ernstig zorgen, om hun eigen gezondheid en om hun baby’s.

Maar wat is er in die anderhalf jaar nu veranderd? De problemen zijn - dag in dag uit – nog precies hetzelfde. En niet alleen voor omwonenden, want uit onderzoek blijkt dat het gif veel verder verspreid is. Tot in de kern van beschermde natuurgebieden, waar dus niet gespoten wordt, worden gifresten gevonden. Pesticiden komen dus niet alleen in het milieu terecht door verwaaiing tijdens het spuiten of afspoeling van de grond, maar het kan ook verdampen en kilometers verderop neerslaan.

‘Radicaal anders’, dat zou het worden. Maar wat er kwam was een nieuw papieren boekwerk, met vrijwillige maatregelen en vrijblijvende doelen voor 2030. En zoals we inmiddels weten hoe dat met vrijwillige sectorplannen in de landbouw meestal gaat – dan verandert er dus niks. De praktijk blijft ‘radicaal hetzelfde.’

De minister durft inmiddels geen centimeter meer te bewegen zonder de rugdekking van het Ctgb, dat in Nederland pesticiden beoordeelt, en de EFSA, de Europese autoriteit. Moties die de minister oproepen om zelf een stap verder te gaan dan wat strikt noodzakelijk is, voert de minister niet uit. Ik noem de motie De Groot voor beperkingen op het gebruik van glyfosaat en de motie Ouwehand over het bijenrichtsnoer. De minister zoekt naar argumenten om de wens van de Kamer af te zwakken of niet uit te voeren.

Het bijenrichtsnoer wordt inmiddels een slepend dossier. Al in 2013 lag er een Europees richtsnoer klaar, waarmee toetsen werden voorgeschreven om pesticiden vóór toelating te toetsen op de giftigheid voor wilde bijen, hommels en honingbijen. Willen we over 10, 20 jaar nog bestuivers over hebben, dan moeten we nu stoppen met het toelaten van gifstoffen die ze doden.

Maar dan komen de belangen van de gifindustrie en de industriële landbouw. Al sinds 2013 weet die ijzersterke lobby de invoering van het bijenrichtsnoer tegen te houden. En de minister neemt in besloten Brusselse overleggen die lobby gewoon over, soms zelfs woordelijk. Dat bleek uit journalistiek onderzoekswerk. De toetsen zouden ‘onvoldoende werkbaar’ zijn, was vorig jaar het gelegenheidsargument. Op dit moment wordt er alles aan gedaan om de acceptabele sterfte door een gifstof flink op te schroeven. Was dat in het originele bijenrichtsnoer 7% van de populatie – nu zou het dubbele of het driedubbele ook wel verdedigbaar moeten zijn.

De Kamer heeft zich reeds uitgesproken als voorstander van het originele bijenrichtsnoer, dus met een acceptabele sterfte van maximaal 7% voor honingbijen, hommels én wilde bijen. Ik roep de minister nogmaals op zich hier hard voor te maken in de Europese overleggen. Ook heb ik met een meerderheid van de Kamer schriftelijke vragen gesteld over de wetenschappelijke onderbouwing voor het mogelijk afwijken van het originele beschermingsniveau. Deze onderbouwing heeft de Kamer nog niet ontvangen. Ik vraag de minister wanneer hierover in Brussel wordt gesproken, en wanneer de Kamer de onderbouwing voor een voorgesteld beschermdoel kan verwachten.

Voorzitter, de giftigheid voor insecten is niet de enige hiaat in de Europese toelatingsprocedure. Ook op de gezondheidsrisico’s voor jonge en ongeboren kinderen wordt onvoldoende getest. Kan de minister aangeven welke actie zij in Europa onderneemt om ervoor te zorgen dat deze gezondheidsrisico’s ook meegenomen worden bij beoordelingen?

Maar misschien nog wel het belangrijkst is dat stoffen nu alleen individueel getoetst worden. Terwijl een teler meestal niet met één stof werkt. Op aardbeien zijn in totaal 38 chemische stoffen aangetroffen. In wisselende combinaties.

Wat doen die gifcocktails met onze gezondheid? Met het milieu? Hoe reageren dieren, zoals insecten, daarop? Niemand die het weet – want daar wordt niet op getoetst. Al in 2005 is de Europese regelgeving aangepast waardoor toezichthouders moeten kijken naar de combinatie-effecten van landbouwgif, ‘zodra de EFSA daar een methode voor heeft ontwikkeld’.

Voorzitter, hoe is het mogelijk dat we nu al 15 jaar wachten op een methode om te toetsen op de stapel-effecten van dezelfde stof en cumulatie van verschillende stoffen? In het laatste debat hierover antwoordde de minister dat ze eerst moest kijken of er Europees draagvlak voor is. Maar, voorzitter, er is al vijftien jaar Europese regelgeving en dus draagvlak! Zolang er nog geen methode voor zo’n toets er is, moet de minister pleiten voor een extra veiligheidsfactor. Dat kan snel ingevoerd worden en is dan een stok achter de deur om snel met een nieuwe methode te komen.

Voorzitter, ook de minister realiseert zich dat de tijd waarin de meest giftige stoffen van de markt gehaald zullen worden eraan zit te komen. In haar Toekomstvisie gewasbescherming 2030 is de hoop gevestigd op nieuwe genetische manipulatietechnieken, waarmee pesticiden amper nog nodig zouden zijn. Zonder enige dwang en leunend op bewustwording, gebruik makend van gentechnologie zouden in 2030 vaag geformuleerde doelen gehaald moeten worden. Voorzitter, ik noem het de Toekomstdroom 2030. Het feit dat zelfs het Uitvoeringsprogramma van deze toekomstdroom geen concrete maatregelen en indicatoren bevat, geeft aan dat alles vooral ‘radicaal hetzelfde’ zal blijven.

Natura2000

Voorzitter, dan wil ik het hebben over het natuurbeleid van de minister. Uit onderzoek van zes natuurorganisaties blijkt dat er geen regie is vanuit het Rijk om te kijken of de inzet van de provincies daadwerkelijk resulteert in een gunstige staat van instandhouding en wie welke inzet moet plegen om doelen te behalen.

En zolang er geen bindende landelijke EN uitgewerkte provinciale doelstellingen zijn en zolang de hoofdoorzaken – de intensieve landbouw en veeteelt - niet worden aangepakt, komen we nergens.

En dat we er zo niet niet komen is ook te zien aan het feit dat de minister, net als haar ambtsvoorganger Bleker, naar Brussel is gegaan om te onderzoeken of zwakke Natura2000 gebieden geschrapt kunnen worden. En wat blijkt? Het kan niet. Ook blijken er geen structureel zwakke gebieden in Nederland te zijn, omdat de oorzaken liggen in menselijk handelen, en dus weggenomen kunnen worden. En moeten worden.

Want voorzitter, Nederland heeft niet minder, maar juist méér natuur nodig. Om tot robuuste natuur te komen, zoals de minister dat ook wil, is volgens het PBL 150.000 hectare nieuwe natuur nodig. En dat we meer natuur nodig hebben, kunnen we ook zien in deze tijden van corona, als in de weekenden bij mooi weer honderdduizenden mensen de natuurgebieden intrekken. Voorzitter, dat mensen rust zoeken in de natuur is goed te begrijpen, laten we ook om die reden de natuur uitbreiden en versterken.

Gelukkig is er ook iets positief te melden. Zo zet de minister zich in om de komende 10 jaar 37.000 hectare extra bos te planten. Alleen is het weer iets voor de lange termijn, voor de kabinetten na Rutte III. En als we uitgaan van een behoefte van 150.000 hectare extra natuur, zijn we er met die 37.000 hectare bos op een kwart van wat er volgens het PBL nodig is.

Bomen en bomenkap

Bovendien is bomen planten maar een deel van het verhaal. Ja, het is heel goed dat er meer bomen bijkomen, zolang deze additioneel zijn, dus toegevoegd worden aan de natuur en niet in plaats van andere natuur komen.

Maar we moeten ook naar het hier en nu kijken. JUIST op korte termijn zijn bomen essentieel in de strijd tegen klimaatverandering en om de biodiversiteitscrisis te bezweren. Dat is een strijd die we de komende jaren moeten winnen. Maar per saldo neemt het aantal bomen in Nederland nog steeds af, en dan hebben we het nog niet eens over het biodiversiteitsverlies. Dus even los van de plannen, dit is de realiteit.

Kijk alleen al wat er vorige week gebeurde; toen de minister van I&W met het tekenen van het tracébesluit voor de A27 het doodvonnis tekende voor duizenden bomen bij Amelisweerd. Die worden gekapt voor een wegverbreding, met als cynisch dieptepunt dat de gekapte bomen direct in de oven van de asfaltfabriek in Utrecht kunnen, die op biomassa draait.

En bij de natuurcompensatie bij die wegverbreding heeft de Partij voor de Dieren ook nogal wat twijfels. In de tijd dat ik Statenlid was in Limburg deed de Zuidelijke Rekenkamer onderzoek naar de kwaliteit van compensatienatuur. Die bleek achteraf vaak erbarmelijk. Maar daar werd niet op gemonitord. Waardevolle natuur verdween, prutswerk kwam daarvoor in de plaats, maar op papier zag het er goed uit. Alle handtekeningen stonden op de goede plek. Maar als het niet door onafhankelijke instanties gecontroleerd wordt, is dit weer een papieren werkelijkheid. Daar zou ik een paar vragen bij willen stellen, want ik vrees dat dit breder speelt. Kan de minister aangeven of er een overzicht bestaat van de kwaliteit van natuurcompensatie, hoe dit onderzocht en gemonitord wordt en door welke instituten dat gebeurt?

Voorzitter, niet alleen bomen verdwijnen. Dat gebeurt ook met stiltegebieden.

Stiltegebieden

Door de aanleg van wegen, bedrijfsterreinen en door vliegverkeer is er in de afgelopen jaren minstens 15 duizend hectare stiltegebied in Nederland verdwenen.

Maar in de waan, de haast en het geraas van de dag, is het nog belangrijker om plekken te hebben waar de rust wordt beschermd. Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat het zorgelijk is dat deze gebieden verdwijnen? Ik vraag dat, voorzitter, omdat ik wil weten welke bescherming de minister stiltegebieden kan bieden, omdat de minister verantwoordelijk is voor de staat van de natuur.

Weidevogels

Dan voorzitter, wil ik het hebben over weidevogels. Zoals bekend gaat het al jaren slecht met iconische soorten als de grutto en de kievit. Afgelopen vrijdag werd het ‘aanvalsplan grutto’ gepresenteerd, een actieplan vanuit natuur- en boerenorganisaties en provincies. En er staan veel goede voorstellen in, zoals minder vee, gebieden voor weidevogels verbinden en stoppen met het kunstmatig verlagen van het waterpeil.

Maar zorgen maakt de Partij voor de Dieren zich om het aanvallende gedeelte van het plan. Als laatste redmiddel zou namelijk de jacht op predatoren ingezet moeten worden. Ja, alleen als ALLERLAATSTE middel, maar hier wordt voorbijgegaan aan het feit dat predatie GEEN belangrijke oorzaak is van de afname van de weidevogels, dat is toch echt de mens. Als er genoeg insecten zijn als voedsel en voldoende broed- en schuilmogelijkheden, worden er voorwaarden gecreëerd voor een betere weidevogelstand. Dat is de echte oplossing. Graag een reactie van de minister.

En hoe voorkomen we dat dadelijk als eerste maatregel naar het laatste redmiddel wordt gegrepen, het geweer dus, omdat dat wel erg gemakkelijk en verleidelijk, maar dus ook onterecht, is om de vos de schuld te geven.

Jacht

Over jacht gesproken, hoe kan het dat het in Nederland nog steeds is toegestaan dat er op bedreigde diersoorten wordt gejaagd, op soorten die op de Rode Lijst staan? Dat geldt bijvoorbeeld voor de haas en het konijn. Vergelijk dit met de grutto, die op dezelfde Rode Lijst staat en in dezelfde categorie als de haas en het konijn. Voorzitter, ik hoop en ik neem aan dat de minister de jacht op de grutto niet mogelijk wil maken. Waarom dan wel andere soorten van de Rode Lijst? Een kamermeerderheid heeft onlangs in schriftelijke vragen gepleit de haas en het konijn van de lijst van vrij bejaagbare soorten te halen, nu zij op de Rode Lijst staan. Ik hoor graag van de minister of zij bereid is om dat te doen.

Ook de jacht op verwilderde katten is contraproductief. Zeker omdat er goede alternatieven zijn als het vangen, castreren en terugplaatsen van verwilderde katten, zodat ze niet bijdragen aan de populatiegroei. Ook kunnen er onbedoeld huiskatten worden geschoten.

Voorzitter, in 2013 is er al een motie van de Partij voor de Dieren aangenomen, die oproept om de jacht op verwilderde katten te stoppen. Maar nog steeds zijn er provincies waar de kattenjacht niet is verboden. Voorzitter, kan de minister toezeggen dat er zo snel mogelijk uitvoering gegeven wordt aan de motie en dat de jacht op verwilderde huiskatten stopt? Graag een reactie.

Visserij

En dan voorzitter, wil ik het ook hebben over de meest ongrijpbare jacht, de onderwaterjacht. De minister heeft dit jaar het besluit genomen om de visserij op de brasem en de snoekbaars aan banden te leggen, vanwege de achteruitgang van de populaties. En ze houdt hierbij haar rug recht, en dat is te prijzen. De Partij voor de Dieren vraagt zich alleen af, waarom dan de visserij op de paling, en indirect de glasaal, niet ook wordt aangepakt.

Afgelopen AO Visserij op 12 oktober stelde de minister dat de Nederlandse aal-aanpak werkt, omdat de menselijke impact op de aalstand sterk was afgenomen. De minister vond daarom dat aanscherping van het huidige beleid niet nodig is.

Maar op 30 oktober, ruim twee weken na het AO over de visserij, verscheen er een rapport van ICES waarin werd gesteld dat de aalsterfte door menselijke activiteiten zo dicht mogelijk naar nul moet worden gebracht.

Erkent de minister op grond van deze nieuwe informatie, dat de palingstand wel degelijk achteruit gaat, en dat dit mede door menselijk ingrijpen gebeurt? Zo ja, is de minister bereid om het vangen van wilde paling en glasaal aan banden te leggen?

Dolfinarium

Voorzitter. Is het wel verantwoord om dieren in gevangenschap te houden, alleen voor ons vermaak? Deze vraag kwam opnieuw nadrukkelijk op tafel bij het drama met de gedode chimpansees in Dierenpark Amersfoort, drie weken geleden. Veel mensen spraken hun afschuw uit over de brute wijze waarop de dieren om hun einde kwamen.

Een tragisch incident? Zeker. Maar helaas wel exemplarisch voor de wijze waarop in Nederland het leven van het dier nog altijd ondergeschikt is aan de belangen van de mens.

Dat zien we ook bij het Dolfinarium. Eind vorig jaar verscheen er, in opdracht van de minister, een evaluatie over het dolfinarium. Die was vernietigend. De dieren worden gebruikt als attractie. De educatieve boodschap is ver te zoeken. De dierenverblijven voldoen niet aan de regels, terwijl de Koepel, de betonnen circustent, in 2013 nog voor miljoenen euro’s werd verbouwd.

Ik ben de afgelopen jaren zelf twee keer in het Dolfinarium geweest. De eerste keer was met VVD-collega Rudmer Heerema, toen wij in 2016 een werkbezoek brachten. En anderhalve maand geleden met de Volkskrant.

Voorzitter, de evaluatiecommissie heeft niet overdreven. Alles draait om de show. Het eerste wat je hoort als je je kaartjes ophaalt is hoe laat de hoofdshow in de koepel begint. En in die koepel is het eerste wat je ruikt een doordringende chloorlucht. Het leek het sportfondsenbad. En dan de show, waarbij dolfijnen moeten springen, hun trainers moeten lanceren, alles met harde muziek en lichteffecten.

Of buiten, de zeeleeuwen die op commando moeten klappen en van een gemaakte rotspartij moeten springen, ook op stampende hoempapa-muziek.

De minister concludeerde dat het Dolfinarium niet aan de regels van haar dierentuinvergunning voldoet. Het roer moet radicaal om. Daarover zijn afspraken gemaakt met het park. En, zegt de minister, als de verbeteringen onvoldoende zijn, als er helemaal niets gebeurt, dan kunnen we in een situatie terecht komen dat de vergunning zal worden ingetrokken.

Maar dat kun je toch niet blijven volhouden! Voorzitter, op 1 juli 2019 antwoordde de minister op schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren. Zij schreef toen dat er al in 2017, 3 jaar geleden dus, is gesproken over het aanpassen van de huidige koepelshow. Maar en ik citeer uit de beantwoording van de minister: “tot op heden is de show helaas op deze punten niet naar behoren aangepast. Ik zal met het Dolfinarium concrete afspraken maken over het aanpassen van de show.”

Dus in 2017 maakt de minister afspraken met het Dolfinarium, twee jaar later is het Dolfinarium die afspraken niet nagekomen, in 2019 maakt de minister opnieuw afspraken, die worden weer niet nagekomen en in 2020 zegt de minister WEER afspraken te hebben gemaakt.

En een aantal jaar geleden is het Dolfinarium overgenomen door een Spaanse eigenaar, die wil het Dolfinarium juist wil veranderen naar CITAAT – “een vrijetijdspark met een breder aanbod dan dat van een traditioneel dierenpark ” omdat WEER EEN CITAAT “gasten meer vermaakt willen worden”. En daarom is het Dolfinarium twee jaar geleden uit de vereniging van dierentuinen gestapt. Logisch, want een pretpark of een circus heeft daar niks te zoeken.

Maar voor de minister moeten dan toch alle seinen op rood staan?

Wat zijn de woorden van het Dolfinarium nog waard als zij openlijk uitdragen een entertainmentpark te willen worden en wanneer afspraak na afspraak wordt geschonden?

En nu klaagt het Dolfinarium dat ze het zo zwaar hebben door corona . Maar voorzitter, de afgelopen 7 jaar maakt het Dolfinarium al verlies, dat heeft helemaal niets met corona te maken. In 2017 was het park technisch failliet en kon het alleen nog gered worden met een miljoeneninvestering door de nieuwe Spaanse eigenaar. Sindsdien doen ze geheimzinnig over de jaarcijfers. Voorzitter, hoe realistisch zijn die grote investeringen in deze context? Heeft de minister wel zicht op die cijfers?

Voorzitter, regeren is vooruitzien, niet simpelweg een protocolletje aflopen. Grote noodzakelijke investeringen, om aan de vergunning te voldoen voor een pretpark dat al jaren verlies draait, zijn een waanidee. Afspraken zijn niets waard gebleken. Grijp nu in, zet het fokprogramma stop, zorg dat er geen nieuwe dieren bij komen. Stop het circusprogramma. Maak van het Dolfinarium een opvangplek. Laat onderzoeken welke dieren mogelijk kunnen worden uitgeplaatst, kijk of je ze de vrijheid kunt geven. Onderzoek dat tenminste. Dat is niet alleen beter voor de dieren, het is ook verstandig regeren.

Olifant in circus Freiwald

Voorzitter, nog een dier in gevangenschap, de laatste circusolifant van Nederland. Het is de minister deze zomer niet gelukt om op tijd een opvangplek voor de olifant te regelen, daarom werd de tijdelijke ontheffing verlengd tot eind dit jaar. Hoe staat het ermee? Gaat deze deadline wel gehaald worden?

In Frankrijk zijn de laatste palen geslagen van het eerste en enige opvangcentrum voor olifanten uit circussen en dierentuinen, waar door verschillende internationale olifantendeskundigen aan is meegewerkt. Hier zou Buba in alle rust kunnen worden opgevangen, waarbij haar welzijn op de eerste plaats staat. Hier kan Buba in de toekomst weer geresocialiseerd worden om met soortgenoten te leven.

Elephant Haven heeft zelfs aangegeven bereid te zijn de circusmensen de tijd te geven voor het overdragen van Buba aan haar nieuwe verzorgers, zodat er ruimte is voor afscheid en een soepele overgang. Toch krijgen we signalen dat het circus weigert mee te werken aan de opvang olifant door Elephant Haven, en dat daarom nu gekeken wordt naar een onbekende plek in Italië. Kan de minister dit bevestigen? Kan zij informatie geven over de verschillende opvangplekken waarnaar gekeken wordt? Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat de olifant naar de beste opvangplek dient te gaan, en niet naar de opvangplek waar het circus de olifant wil hebben?

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Inbreng Van Raan bij wetsvoorstel Wijziging van de Wet vliegbelasting

Lees verder

Bijdrage Van Raan over Klimaat en Energie

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer