Bijdrage Thieme Spoed­debat glossy Gerda (eerste termijn)


11 maart 2010

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Dit jaar start de CDA-campagne wel heel vroeg met het glossymagazine met de veelbelovende naam "Gerda". De lezeressen van Flair, Libelle en Margriet zullen een gelamineerd beeld op de deurmat vinden over onze natuur, ons voedsel en onze landbouw. Europees partijgenoot Berlusconi heeft het bij mijn weten zo bont nog niet durven maken.

Wij moeten volledige duidelijkheid hebben over elke eurocent die intern en extern aan de glossy en de bijbehorende website gespendeerd is. Dan bedoel ik ook de uren van de medewerkers die eraan besteed zijn. De brief die wij van de minister hebben ontvangen, volstaat niet, omdat daarin duidelijke specificaties ontbreken en onduidelijk blijft welke interne kosten van het ministerie zelf aan het project zouden moeten worden toegerekend. Ik wil van de minister een specificatie van alle gemaakte kosten.

Overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan en wordt niet gericht op persoonlijke "image building" van bewindspersonen, zo staat in de code. Een snelle blik in de glossy bewijst dat deze regels met voeten zijn getreden. Dan heb ik het niet alleen over de foto's. Pierre Wind wordt voluit gelukkig van deze CDA-minister. Haar medewerkers staan versteld van de werklust van de minister: hoe doet ze het? De minister is de minister van leven, nuchterheid en verhalen. Bisschop Hurkmans krijgt een podium om te spreken over zijn geloof en om de betrokkenen bij de Q-koortsepidemie bij god aan te bevelen in zijn gebed. Dat hoort niet thuis in overheidscommunicatie.

Wat doet dan de disclaimer aan het eind van het blad? Daarin wordt aangegeven dat: "De inhoud van Gerda weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie." Wiens mening dan, aangezien de glossy onder hoofdredactie staat van de minister?

Als de minister schrijft in haar brief aan de Kamer het verkeerd te hebben ingeschat en daarmee aangeeft dat zij het met de kennis van nu anders aangepakt zou hebben, is dat niet toereikend. Welke rol heeft de minister eigenlijk zelf gespeeld in het egomane project? Welke consequenties verbindt de minister aan haar eigen verkeerde inschattingen op kosten van de belastingbetaler? Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Voelt de minister zich niet bezwaard om in verkiezingstijd campagne te voeren op kosten van de belastingbetaler? Is distributie of een deel van de distributie nog tegen te houden zo de Kamer dit zou willen? Waarom heeft de minister de Kamer geen toestemming gevraagd voor deze vorm van beleids- en persoonsverheerlijking uit publieke middelen die lijnrecht in strijd is met de uitgangspunten voor overheidscommunicatie? Is de minister bereid de rekening voor de uitgaven alsnog neer te leggen bij de CDA-campagnecommissie?

Graag hoor ik ook van de minister-president wat hij van deze uitgaven vindt als hij ervan wist. Waarom heeft hij de publicatie niet tegengehouden? Ik neem immers aan dat hij als geen ander op de hoogte is van zijn eigen communicatievoorschriften. Vindt de minister overeenkomstig zijn eigen voorschriften dat overheidscommunicatie over beleid en organisatie dient te gaan en expliciet niet gericht mag zijn op persoonlijke image building van bewindspersonen en andere overheidsfunctionarissen? Is de minister-president het met het hoofdredactioneel commentaar van NRC Handelsblad eens: "Verburg toont weinig achting voor kiezer met dure ijdeltuiterij". Welke consequentie zou de minister-president hieraan willen verbinden?

(...)

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Bent u, meneer Cramer, het met mij eens dat, als het strijdig is met de regels van overheidscommunicatie, niet de belastingbetaler de rekening voor deze "glamorous propaganda" moet gaan betalen, maar het CDA?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Mevrouw Van Gent trekt nu een conclusie die ik niet getrokken heb. Ik wil graag eerst de mening van de minister-president horen en hoe het kabinet er verder mee denkt om te gaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij hebben van de Rijksvoorlichtingsdienst gehoord dat uitzonderingen op de regels voor overheidscommunicatie moeten worden voorgelegd aan de Voorlichtingsraad Rijksoverheid. Dat is niet gebeurd. Wat vindt u daarvan?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat past in het antwoord dat ik aan collega Van Gent gaf. Het lijkt mij niet gepast en ik wil daar graag opheldering over hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat vindt u ervan dat 2 miljoen huishoudens met dit soort propaganda worden gefêteerd? Vindt u niet dat wij de glossy uit de schappen moeten halen om te voorkomen dat dit toch een campagnesucces voor het CDA wordt?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben geen pr-deskundige. Volgens mij is de glossy meegestuurd en ligt het blad niet zozeer op de schappen, als wel op de deurmat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is een kwestie van typeren. Op de een of andere manier moet je aan het publiek duidelijk maken dat deze overheidscommunicatie niet door de beugel kan en dat het moet worden geïnterpreteerd als propaganda voor het CDA. Mensen moeten dat weten.

(...)

De heer Waalkens (PvdA):

Ik loop niet vooruit op de termijn van het kabinet. In onze bijdrage hebben wij nadrukkelijk geconstateerd en uitgesproken dat dit volgens ons een flagrante schending is van de afspraken. Die zijn overigens niet heel vers. Bij het 60-jarig bestaan van de voorloper van de Voorlichtingsraad is er een rede uitgesproken door de minister-president waarin hij nadrukkelijk zegt dat je terughoudendheid moet betrachten en dat je de burgers op een neutrale manier maar wel met de ambities die het kabinet heeft, moet informeren. Vorig jaar is dat herhaald naar aanleiding van de oprichting van de Voorlichtingsraad, waarbij de minister-president waardige woorden heeft gesproken over overheidscommunicatie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Heel veel steun voor hetgeen de heer Waalkens heeft uitgesproken. Hij heeft het er vooral over dat het niet passend is om dat te doen in verkiezingstijd. Maar zelfs als het geen verkiezingstijd was geweest, vindt hij dan ook niet dat deze vorm van overheidscommunicatie niet door de beugel kan?

(...)

De heer Atsma (CDA):

Dat de uitgave van de "Gerda" samenvalt met het demissionair zijn van dit kabinet, kan natuurlijk de huidige minister niet worden verweten. Wie je dat wel kunt verwijten, laat ik graag aan de Kamer. Dat kun je deze minister echter niet verwijten. Elke suggestie dat het blad zoals dat nu bij honderdduizenden mensen in de bus is gerold, een blad van of voor het CDA zou zijn, werp ik uiteraard verre van mij. Integendeel. Iedereen die het blad heeft gelezen -- ik heb het idee dat niet iedereen dat heeft gedaan -- zou die conclusie kunnen trekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als je kijkt naar het blad, zie je dat het Gerda voor en Gerda na is en dat het nauwelijks gaat over het beleid. De overheidsregels zijn heel erg duidelijk: er mag niet aan imagebuilding van bewindspersonen worden gedaan. Vindt de heer Atsma nu dat de overheidsregels ten aanzien van communicatie zijn overtreden of niet? Ja of nee?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb aangegeven dat de CDA-fractie vindt dat je als minister, als staatssecretaris, als bewindsman of bewindsvrouw buitengewoon terughoudend moet zijn om jezelf te veel te profileren via eigen media of wellicht zelfs met de hulp van ministeries in andere media. Wij hebben dat aangegeven, ook toen er in dit huis discussie ontstond over minister Plasterk die wat had gedaan en ook toen er discussie ontstond over minister Koenders die wat had gedaan rondom Schokland. Wij zijn daar altijd volstrekt helder over geweest: daar moet je buitengewoon terughoudend in zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is geen antwoord op zijn vraag. Ik wil gewoon van de CDA-fractie weten of de overheidsregels wat haar betreft zijn overtreden. Het gaat erom of hier sprake is van persoonlijke imagebuilding of niet. Als de heer Atsma zegt dat er buitengewone terughoudendheid betracht moet worden, is dat voor mij onvoldoende. Ik wil gewoon weten of volgens zijn fractie de regels zijn overtreden. In het blad staat bijvoorbeeld dat Pierre Wind voluit gelukkig is met minister Verburg. Hij was al blij met minister Veerman -- toevallig ook een CDA-minister -- maar hij is nu voluit gelukkig met deze minister. Dan is toch heel erg duidelijk dat er sprake is van imagebuilding.

Ik heb nog een tweede vraag. De Rijksvoorlichtingsdienst heeft gezegd dat uitzonderingen op de regel hadden moeten worden voorgelegd bij de raad van directeuren voorlichting. Dat is ook niet gebeurd. Dat is dan toch duidelijk onzorgvuldig? Dan gaat het dus niet over terughoudendheid die niet betracht is, maar dan gaat het erom dat er echt onzorgvuldig is gehandeld.

De heer Atsma (CDA):

Ik ken de opvatting van mevrouw Thieme over CDA-bewindslieden op het ministerie van LNV.

Als zij haar mening ventileert, is daar in het algemeen geen woord Spaans bij. Ik neem daar dus kennis van. Wat het blad Gerda betreft, heb ik gezegd dat het niet onze keuze zou zijn geweest. Wij vinden namelijk dat dit niet had gemoeten en dat er een inschattingsfout is gemaakt. Ik heb ook aangegeven dat de minister, in de brief die zij vanmorgen heeft geschreven, deze inschattingsfout erkent. Zij zegt dat zij dit nu niet zo zou hebben gedaan. Kortom, laat dat een les zijn voor nu en in de toekomst. Ik kan er niet veel meer van maken. Het is volstrekte nonsens om te veronderstellen dat het een CDA-propagandablaadje is, zoals ik mevrouw Thieme op verschillende manieren heb horen zeggen. Echt nonsens. Als zij goed naar de heer Van der Ham had geluisterd, had zij die conclusie ook zelf kunnen trekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Atsma is het dus met mij eens dat het niet had gemoeten. Daar blijft het echter niet bij, als het goed is. In de Kamer is het gebruikelijk dat er consequenties aan worden verbonden als dingen fout gaan. Als dit inderdaad niet had gemoeten, wat vindt de heer Atsma dan dat de minister moet doen om dit recht te zetten? Wat is dan de enige oplossing?

(...)

Minister Verburg:

(...)

Mevrouw Thieme, de heer Graus en anderen hebben gevraagd naar de kosten van het magazine. De specificatie van de kosten is als volgt. Bedragen zijn inclusief btw. Ik verwijs overigens ook graag naar de brief die ik de Kamer daar gisteravond over heb gestuurd. Het meesturen met de bladen kost €180.000 grofweg, de drukkosten zijn €150.000 en de kosten voor vormgeving, fotografie en redactie zijn ruim €70.000. Het is in eigen beheer gemaakt.

(...)

Mevrouw Thieme (PvdD):

In een interruptiedebatje met de heer Atsma van het CDA werd net al gerefereerd aan eerdere fouten die gemaakt zijn met andere bewindspersonen in verband met communicatie-uitingen. Vindt de minister-president niet dat wij hadden moeten leren van de fouten van toen en dat nu van de minister van LNV verwacht had mogen worden dat zij dit had voorgelegd aan de eerst verantwoordelijke voor de overheidscommunicatie? De minister-president had er dus van moeten weten.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat dit in alle duidelijkheid ook door mij al is gezegd. De Voorlichtingsraad is niet ingeschakeld. Was dat beter geweest? Ja, dat was beter geweest. De afweging die bij het ministerie van LNV is gemaakt was, zoals de minister heeft aangegeven, dat dit zich wel zou verdragen met de communicatieregels. Wij moeten echter vaststellen dat daarop heel wat af te dingen is. Dat heb ik zo-even ook aangegeven. Daarin ben ik duidelijk geweest.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik moet dus concluderen dat de minister-president vindt dat er een verkeerd besluit is genomen door zijn minister van LNV. Vindt hij dat de communicatieregels zijn overtreden? Daar wil ik graag een simpel ja of nee op horen.

Minister Balkenende:

Wat betreft het verkeerde besluit twijfel ik niet aan de intenties. Dat is ook aangegeven door de minister. Ik wil ook graag wijzen op het totaal van het blad. Waar zit echter de gevoeligheid? De minister heeft aangegeven dat die zit in de vorm en de naam. Dat maakt het geheel kwetsbaar. Ik vind dat wij recht moeten doen aan het totaal, want er is meer over het magazine te melden dan alleen de naam en de vorm. Ik wil de minister daar ook in recht doen. Juist vanwege de kwetsbaarheid van de naam en de vorm kun je niet prudent genoeg zijn. Dat heeft de minister aangegeven. Zij heeft gezegd dat ze een andere inschatting had moeten maken. Dat herhaal ik hier.

Dan kom ik op het oordeel. In algemene zin kunnen wij over dit project zeggen dat het niet goed past bij de letter en geest van de uitgangspunten. De minister ziet dat ook, want in haar brief heeft ze duidelijk gemaakt dat het beter geweest was als een andere inschatting was gemaakt en dat het duidelijk is dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Duidelijker dan dit kan ik het niet zeggen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president zegt dat er niet prudent is omgegaan met de beslissing om zo'n glossy uit te geven. Dat is dus onzorgvuldigheid. Ik wil weten, maar krijg daar nog geen antwoord op, of de minister-president vindt dat de code is overtreden. Hij heeft zelf aangegeven dat er sprake is van een persoonlijke profilering van de minister van LNV. Dat is uitdrukkelijk verboden in de code. Ik wil van de minister-president horen of hij vindt dat in dit geval de overheidscommunicatieregels zijn overtreden. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Ik krijg graag een simpel ja of nee.

(...)

Reactie op antwoorden minister Verburg

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij horen de minister zeggen dat zij het met de kennis van nu, anders zou hebben gedaan, dus dat zij het betreurt hoe deze glossy uiteindelijk tot stand is gekomen en welk beeld daaruit naar voren is gekomen. Maar zij verbindt er geen consequenties aan. Eigenlijk zien we hetzelfde bij de uitspraak van de minister als het gaat over de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud van de glossy. Ik hoor de minister in eerste termijn zeggen dat zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud, maar tegelijkertijd lees ik in het colofon dat het ministerie van LNV niet aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele fouten. Dat is precies hetzelfde. Wel erkennen dat het anders had gemoeten maar daaraan geen consequenties verbinden. Wel erkennen dat je volledig verantwoordelijk bent voor de inhoud maar vervolgens in het colofon zeggen dat je niet aansprakelijk kan worden gesteld voor fouten. Hoe kan de minister dat met elkaar rijmen?

Minister Verburg:

Ik ben volledig verantwoordelijk voor het magazine en de uitgave daarvan. Ik heb in de eerste termijn op vragen die daarover zijn gesteld al aangegeven dat de inhoud van de "Gerda", zoals ook in de colofon staat, niet noodzakelijkerwijze de mening van het ministerie is. Dat heeft te maken met het feit dat op de verschillende beleidsterreinen mensen zijn geïnterviewd die hun opvattingen en hun mening geven. Er kunnen onjuistheden in dit magazine staan. Dat is een algemene formulering en dat heeft ook te maken met het feit dat hier derden aan het woord zijn, mensen die te maken hebben met de effecten van het beleid van LNV en die bereid zijn gevonden om hun opvatting over bepaalde onderdelen van de beleidsterreinen te geven. Het magazine blijft voluit mijn verantwoordelijkheid, maar die opmerking staat in het colofon, want anders zou uw vraag kunnen zijn: hebt u eerst alle mensen die geïnterviewd aangegeven wat uw beleid is, zodat zij alleen dat zouden kunnen weergeven. Dat is dus niet aan de orde.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zo kennen wij de minister weer. Aan de ene kant met grote woorden zeggen dat zij volledige verantwoordelijkheid voor dingen draagt, maar vervolgens in de colofon aangeven dat zij voor de fouten die gemaakt worden niet verantwoordelijk is. Zo is het ook met deze glossy.

Ik heb echter een andere vraag. De minister heeft in eerste termijn gezegd dat het een informatief middel is. Wat vindt de minister zo informatief aan het vertellen aan iedereen wat er op het nachtkastje van de minister ligt? Wat voor informatie wil de minister geven als zij stelt dat het in de landbouw een paradijs is -- dit heeft zij letterlijk gezegd -- maar dat daar helaas een Q-koortsepidemie doorheen kwam? Welke objectieve informatie ligt hier nu eigenlijk achter?

Minister Verburg:

Het gaat om de beleidsterreinen van LNV. Het gaat dan om landschappen, om biodiversiteit, om duurzaam vissen, om duurzaam boeren, om voedselverspilling, om wat je zelf kunt doen aan de natuur, om de mogelijkheden die mensen hebben, om suggesties hoe jeugd en kinderen daarmee in contact kunnen worden gebracht. Dat is allemaal van belang. Van tijd tot tijd sta ik in de Kamer om daarover met u van gedachten te wisselen, omdat wij er allemaal belang bij hebben dat er draagvlak is voor die natuur en voor het landschap. Dat is er niet alleen, dat zal ook onderhouden en ontwikkeld moeten worden.

Ik neem afstand van wat mevrouw Thieme eerder zei. Ik ben verantwoordelijk voor het magazine, maar het kan toch niet zo zijn dat als je hiervoor mensen interviewt, je tegen ze zegt: u kunt alleen maar zeggen wat past binnen het beleid van LNV. Wij vragen mensen of zij hieraan mee willen werken en dat hebben zij gedaan. Maar wat ze zeggen, is volstrekt voor hun rekening. Daar moet je dan zorgvuldigerwijs een opmerking over maken. Ik geef dan aan hoe breed het ligt. Dat is ook in de artikelen in dit magazine verwerkt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag van de minister weten welke informatiewaarde het heeft om te weten wat er op het nachtkastje van de minister ligt en welke informatiewaarde het heeft als zij stelt dat de landbouw een paradijs is en dat er een Q-koortsepidemie doorheen komt. Dat heeft zij zelf gezegd. Ik wil graag weten wat zij nu eigenlijk duidelijk wil maken aan de lezers. Dat zij de kapitein is op het paradijselijk schip?

Minister Verburg:

Nee. Mevrouw Thieme is nu bezig om teksten uit hun verband te rukken. Zij heeft het zeer waarschijnlijk over mijn voorwoord. Ik ga ervan uit dat zij daarop duidt. Ik heb aangegeven hoe mooi het platteland is. Ik heb gesproken over de mooiste natuurgebieden en over de kracht van goed en gezond eten. Ik heb het over plekken waar kinderen weer vies mogen worden. Ik heb het over onze rijke Noordzee met zijn prachtige duinen en zelfs over haar eigen achtertuin. Met pijn in het hart laat ik dan zien dat het ook wel eens onweert in het paradijs. Er valt veel te genieten, maar er wordt ook de nodige pijn geleden. De Q-koorts is weldegelijk iets dat onze aandacht vraagt en waar wij mee te maken hebben. Dat hoort toch echt ook in zo'n magazine.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag welke informatiewaarde het heeft voor de lezer om te weten wat er op het nachtkastje van de minister ligt. Waarom meent de minister de landbouw te mogen verkopen als een soort paradijs? Dat staat namelijk niet in het voorwoord, maar in een van de laatste van de vele interviews in het glossymagazine.

Minister Verburg:

Misschien kan mevrouw Thieme precies aanwijzen waar het staat, dan kunnen nog aan tekstexegese doen. Laat ik echter nog eens in alle helderheid zeggen dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de vorm en de naamgeving.

Ik heb de Kamer daarover geschreven en ik heb daarover gezegd dat dit inderdaad met een knipoog is bedoeld, maar dat het natuurlijk gaat om het bereiken van een zo breed mogelijk publiek. Om de doelstellingen van de overheidscommunicatie te bereiken, gaat het er ook om hoe je mensen op een actieve manier informeert. LNV is geen ministerie dat alleen beleid maakt van bovenaf, dus reiken wij ook heel veel mensen ideeën aan en geven wij aan wat de mogelijkheden voor hen zijn. Ook geven wij aan hoe zij hun betrokkenheid en hun eigen inzet bij onze prachtige natuur en onze mooie landschapselementen kunnen vergroten. Dat hoort er allemaal bij. Ik heb immers al gezegd dat wij voor 16 miljoen Nederlanders werken.

Tweede Termijn

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik ben van mening dat ik de motie die ik ga indienen, eerst moet toelichten. De hoofdredacteur van de Libelle voelt zich misleid door de adverteerder Verburg. Ik citeer uit haar verklaring: "Bij onze afdeling advertentieverkoop was door het ministerie van landbouw aangevraagd om een folder bij te voegen. Pas een dag nadat het tumult in de pers ontstond, kreeg ik dit blad onder ogen. Toen was de distributie van Libelle al op gang. Ik wil hiermee dan ook duidelijk aangeven dat deze bijlage helemaal niets met Libelle te maken heeft. Vriendelijke groet van Franska Stuy, hoofdredacteur Libelle."

Hoe kan een minister die zo slecht kan anticiperen op de gevolgen van de door haar ingezette beleidsinstrumenten, nota bene in strijd met de spelregels van de overheid, zichzelf nog serieus nemen en door de Kamer serieus genomen worden? Een minister die al demissionair is, kan moeilijk weggestuurd worden. Daarom heb ik gekozen voor een motie van treurnis. Het zou de minister sieren als zij consequenties trok uit het feit dat zij zelf, de minister-president en de Kamer het betreuren dat er gehandeld is, zoals er gehandeld is. Het kan en mag niet zo zijn dat er andermaal sprake is van "zij dronken een glas, zij deden een plas en alles bleef zoals het was". De minister zegt hieruit lering te trekken. Het zou goed zijn als meer mensen iets daarvan zouden merken dan alleen de mensen die zich verbazen over het ongevraagde propagandamateriaal dat zij vandaag bij hun lijfblad aantreffen. Ik dien daarom de volgende motie in.

Klik hier voor de motie

(...)

De heer Atsma (CDA):

Achteraf weten wij hoe het is gegaan en dat betreurt iedereen. Als de minister dit vooraf had geweten en ingeschat, had zij een andere keuze gemaakt. Ook dat heb ik haar klip-en-klaar horen zeggen. Wat dat betreft, zijn wij het volstrekt met elkaar eens. Ik heb ook namens de CDA-fractie in eerste termijn gezegd: dit had zo niet gemoeten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij horen allemaal geen excuus hier in de Kamer van de minister. Zij betreurt alleen maar de gekozen vorm of liever gezegd: de commotie die is ontstaan. Maar zij weigert iets terug te nemen van het feit dat zij aan imagebuilding heeft gedaan. In ieder geval geeft zij daarvoor geen excuus. Dat kan toch niet voldoende zijn als uzelf namens de CDA-fractie met nogal stevige bewoordingen aangeeft dat u betreurt hoe een en ander is verlopen?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb inderdaad gezegd dat ik buitengewoon betreur wat er is gebeurd en dat het wat ons betreft ook anders had gemoeten en anders had gekund. Ik heb de minister en de minister-president datzelfde horen bevestigen. Wat wilt u nog meer?

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister heeft eigenlijk alleen maar aangegeven dat zij de vorm betreurt en de commotie die is ontstaan. Maar het gaat er natuurlijk om dat de regels met voeten zijn getreden en dat er sprake is geweest van imagebuilding. Dat kunt u toch niet gewoon afdoen met: nou ja, volgende keer beter?

(...)

Minister Verburg:

Ik ga niet over hoe het zit tussen de Libelle en de uitgever. Ik geef aan dat wij onze procedures zorgvuldig vormgeven. Wij hebben uitermate zorgvuldig gehandeld rond de uitgave en het bijsluiten. Ik zeg in reactie op wat mevrouw Thieme over de hoofdredacteur van Libelle zei dat het klopt dat de inhoud van het magazine volledig voor rekening is van het ministerie van LNV.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Kan de minister zich voorstellen dat de Libelle zich langzamerhand een beetje voor het blok gezet voelt en het gevoel heeft gebruikt te zijn voor iets waar ze niet aan had willen meewerken als ze het van tevoren had geweten?

Minister Verburg:

Dat beeld herken ik niet. Ik constateer dat wij nu gaan discussiëren over veronderstellingen. Wij hebben die informatie van de hoofdredacteur van Libelle niet. Ik ga af op de reactie van mevrouw Thieme en ik geef aan dat het ministerie van LNV volstrekt verantwoordelijk is voor de inhoud en ik ben er als minister voor verantwoordelijk. Dat heb ik willen zeggen en dat onderstreep ik hier.

(...)

Minister Verburg:

Ik kom bij de beoordeling van de moties, te beginnen met de motie op stuk nr. 170 van mevrouw Thieme, die uitspreekt dat zij het optreden van de minister betreurt. Ik heb in eerste termijn een- en andermaal aangegeven dat het mij spijt dat het beeld is ontstaan zoals het is ontstaan, dat als ik het had geweten van de vorm, de naam en de focus daarop, ik een andere inschatting had moeten maken en dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Kortom, lessen worden getrokken. Ik betreur dat het zo is gegaan en dat de focus zo hierop ligt. Maar ik houd overeind dat de bedoeling, de intentie volstrekt goed en legitiem was. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de doelgroepdiscussie van de heer Atsma met mevrouw Snijder. Inderdaad, er is nagedacht over de doelgroep die wij willen benaderen met dit magazine.