Vragen over een toename van honden­ge­vechten in Rotterdam


Indiendatum: sep. 2010

Vragen van lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Justitie over een toename van hondengevechten in Rotterdam

1. Heeft u kennis genomen van het bericht “Vaker gevechten met honden in Rotterdam[1]”?

2. Kunt u het beeld bevestigen dat er sterke aanwijzingen zijn dat het aantal hondengevechten in Rotterdam toeneemt, zoals geschetst door Dierenbescherming Rijnmond?

3. Kunt u een overzicht geven van het aantal ‘vechthonden’ dat jaarlijks dood gevonden wordt en kunt u bevestigen dat dit aantal het afgelopen jaar in Rotterdam gestegen is? Zo neen, waarom worden deze gevallen niet geregistreerd en hoe beoordeelt u in dat geval de gegevens van Dierenbescherming Rijnmond?

4. Kunt u inzicht geven in het aantal hondengevechten dat de afgelopen jaren is opgespoord? Kunt u daarbij aangeven hoe vaak er vervolging heeft plaatsgevonden en welke straffen er zijn opgelegd?

5. Op welke gronden worden straffen opgelegd aan personen die deelnemen aan hondengevechten of deze gevechten organiseren?

6. Welke prioriteit wordt er gegeven aan het opsporen en vervolgen van personen die zich schuldig maken aan de hondengevechten? Kunt u dit toelichten?

7. Deelt u de mening dat er naar alle waarschijnlijkheid een verband bestaat tussen het couperen van honden en de hondengevechten? Zo ja, wat wordt er met deze informatie gedaan? Zo neen, waar baseert u zich op als u meent dat een dergelijk verband niet bestaat?

8. Bent u bereid om het houden van honden die in het buitenland zijn gecoupeerd te verbieden? Zo neen, waarom niet?

--------------------------------------------------------------------------------

[1] http://www.telegraaf.nl/binnenland/7576594/__Vaker_gevechten_met_honden__.html

Indiendatum: sep. 2010
Antwoorddatum: 13 okt. 2010

Antwoorden op Kamervragen van het lid Ouwehand (PvdD) over een toename van hondengevechten in Rotterdam (ingezonden 10 september 2010).

1. Hebt u kennisgenomen van het bericht “Vaker gevechten met honden in Rotterdam”? 1)

Ja.

2.
Kunt u het beeld bevestigen dat er sterke aanwijzingen zijn dat het aantal hondengevechten in Rotterdam toeneemt, zoals geschetst door de Dierenbescherming Rijnmond?

3.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ‘vechthonden’ dat jaarlijks dood gevonden wordt en kunt u bevestigen dat dit aantal het afgelopen jaar in Rotterdam gestegen is? Zo nee, waarom worden deze gevallen niet geregistreerd? Hoe beoordeelt u in dit geval de gegevens van de Dierenbescherming Rijnmond?

Voor de beantwoording van deze vragen is navraag gedaan bij de Politie Rotterdam-Rijnmond, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) en het Openbaar Ministerie (OM). Geen van deze instanties kan bevestigen dat er in Rotterdam sprake is van een toename van het aantal hondengevechten. Bij deze instanties zijn slechts sporadisch meldingen bekend van hondengevechten of van dode honden waarvan wordt vermoed dat zij bij een hondengevecht betrokken waren. Gezien de zeer kleine aantallen is er geen aanleiding om deze gevallen apart te registreren.

In het in vraag 1 aangehaalde krantenartikel wordt de uitspraak dat er sprake is van een toename van het aantal hondengevechten toegeschreven aan de algemeen directeur van de Rotterdamse Dierenbescherming. Als deze informatie correct is dan is het van belang dat de algemeen directeur van zijn bevindingen melding maakt bij de politie of de LID.

4. Kunt u inzicht geven in het aantal hondengevechten dat de afgelopen jaren is opgespoord? Kunt u daarbij uiteenzetten hoe vaak er vervolging heeft plaatsgevonden en welke straffen er zijn opgelegd?

Zoals gemeld in antwoord op vragen 2 en 3 zijn er tot op heden bij de betrokken opsporingsinstanties slechts sporadisch meldingen ontvangen over hondengevechten. Tot op heden heeft geen van deze schaarse meldingen een verdachte opgeleverd die aan een bewijsbaar strafbaar feit kon worden gekoppeld. Het OM heeft in de afgelopen 5 jaar dan ook geen enkele persoon vervolgd op grond van overtreding van artikel 61 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD).

5. Op welke gronden worden straffen opgelegd aan personen die deelnemen aan hondengevechten of deze gevechten organiseren?

Op grond van artikel 61 GWWD is het verboden om dierengevechten te organiseren of dieren aan dierengevechten te doen deelnemen. Artikel 122 van dezelfde wet verbindt hieraan een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaar of een geldboete van de vierde categorie.

6. Welke prioriteit wordt er gegeven aan het opsporen en vervolgen van personen die zich schuldig maken aan hondengevechten? Kunt u dit toelichten?

Gezien de omstandigheid dat er slechts sporadisch meldingen worden ontvangen van dierengevechten is er momenteel geen aanleiding om ten aanzien hiervan een actief opsporingsbeleid te voeren. Zodra de opsporingsinstanties meldingen ontvangen van hondengevechten, zullen deze in beginsel worden onderzocht door de LID of de politie.

7. Deelt u de mening dat er naar alle waarschijnlijkheid een verband bestaat tussen het couperen van honden en de hondengevechten? Zo ja, wat wordt er met deze informatie gedaan? Zo neen, waar baseert u zich op als u meent dat een dergelijk verband niet bestaat?

De mensen die hun hond laten couperen en bereid zijn voor deze in Nederland verboden ingreep naar het buitenland te reizen, doen dit vaak omwille van het uiterlijk van de hond. Er zijn geen aanwijzingen dat deze gecoupeerde honden vervolgens worden ingezet voor hondengevechten.

8. Bent u bereid om het houden van honden die in het buitenland zijn gecoupeerd te verbieden? Zo nee, waarom niet?

Ik ben niet voor een verbod op het houden van, al dan niet in het buitenland, gecoupeerde honden. Zoals ik bij de beantwoording van uw vragen van 19 februari 2010 over het couperen van honden heb aangegeven, zou bij een houdverbod het bezit van honden met gecoupeerde oren een duurdelict opleveren, waaraan door de overtreder, zelfs al zou hij dat willen, niet zo maar een eind zou kunnen worden gemaakt.

Daarvoor zou hij zijn hond of moeten verkopen – hetgeen bij een verbod welhaast onmogelijk zal zijn- of moeten doden. Dit laatste is uiteraard niet de bedoeling van het coupeerverbod.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Interessant voor jou

Vragen over de handhaving van het verbod op het verloten van dieren

Lees verder

Vragen over de subsidieregeling voor integraal duurzame stallen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer