Vervolg Kamer­vragen aan de minister van Landbouw, Natuur en Voed­sel­kwa­liteit over het stimu­leren van weidegang


Indiendatum: aug. 2007

Vervolgvragen van het lid Thieme van de Partij voor de Dieren aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het stimuleren van weidegang
(nav van uw brief van 13 augustus 2007, kenmerk: DL.2007/1957)

1. Is het waar dat u het zogenoemde weidemelk initiatief ondersteunt, zoals onder andere blijkt uit het trakteren van de ministerraad op deze melk, omdat uw inzet bij kan dragen aan het realiseren van uw beleid? Zo ja, kunt u aangeven wat uw beleid is ten aanzien van weidegang en welke definitie u hanteert van weidemelk en weidegang? Zo neen, waarom suggereert u dat dan in uw antwoord van 13 augustus en kunt u uw definitie van weidemelk en weidegang uiteen zetten?

2. Kunt u aangeven wat binnen uw definitie van weidegang en weidemelk het minimum aantal uren en dagen per jaar zijn dat melkkoeien buiten moeten grazen om van weidemelk en weidegang te spreken?

3. Kunt u aangeven wanneer in de door u gehanteerde definitie in uw beleid ten aanzien van de stimulering van weidegang sprake is van een melkkoe ‘die weidegang heeft’?

4. Is het waar dat melkkoeien gemiddeld 9 uur per dag, dus 3.285 uur per jaar, grazen en bij het hanteren van de definitie van de stichting weidegang van minimaal 720 uur per jaar weidegang, melkkoeien de kans lopen dus slechts 22% van hun graastijd buiten door te kunnen brengen?

5. Deelt u de mening dat het hanteren van een norm van slechts 720 uur weidegang per jaar een zeer misleidende vorm van windowdressing is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw ambassadeursrol voor de weidegang op te schorten tot een meer substantiële weidegang binnen de gehanteerde definitie het uitgangspunt zal gaan vormen?

6. Deelt u de mening dat 120 dagen per jaar, minimaal 6 uur per dag, zoals Stichting Weidegang in haar reglementen heeft staan, onvoldoende is om van weidegang te spreken volgens de definitie die u hanteert in uw beleid om weidegang te stimuleren? Zo ja, bent u voornemens om marktpartijen aan te spreken een realistische definitie van weidegang te hanteren? Zo neen, waarom vindt u weidegang van 720 uur per jaar voldoende om te spreken van weidegang?

Indiendatum: aug. 2007
Antwoorddatum: 17 okt. 2007

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over het stimuleren van weidegang.

1
Is het waar dat u het zogenoemde weidemelk initiatief ondersteunt, zoals onder andere blijkt uit het trakteren van de ministerraad op deze melk, omdat uw inzet bij kan dragen aan het realiseren van uw beleid? Zo ja, kunt u aangeven wat uw beleid is ten aanzien van weidegang en welke definitie u hanteert van weidemelk en weidegang? Zo neen, waarom suggereert u dat dan in uw antwoord van 13 augustus? Kunt u uw definitie van weidemelk en weidegang uiteenzetten?

2
Kunt u aangeven wat binnen uw definitie van weidegang en weidemelk het minimum aantal uren en dagen per jaar is dat melkkoeien buiten moeten grazen om van weidemelk en weidegang te spreken?

3
Kunt u aangeven wanneer in de door u gehanteerde definitie in uw beleid ten aanzien van de stimulering van weidegang sprake is van een melkkoe ‘die weidegang heeft’?

5
Deelt u de mening dat het hanteren van een norm van slechts 720 uur weidegang per jaar een zeer misleidende vorm van windowdressing is? Zo ja, bent u bereid uw ambassadeursrol voor de weidegang op te schorten tot een meer substantiële weidegang binnen de gehanteerde definitie het uitgangspunt zal gaan vormen? Zo neen, waarom niet?

6
Deelt u de mening dat 120 dagen per jaar, minimaal 6 uur per dag, zoals Stichting Weidegang in haar reglementen heeft staan, onvoldoende is om van weidegang te spreken volgens de definitie die u hanteert in uw beleid om weidegang te stimuleren? Zo ja, bent u voornemens om marktpartijen aan te spreken een realistische definitie van weidegang te hanteren? Zo neen, waarom vindt u weidegang van 720 uur per jaar voldoende om te spreken van weidegang?

Mijn beleid is gericht op verduurzaming van de veehouderij. De filosofie achter mijn beleid is dat de overheid de randvoorwaarden stelt waarbinnen ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen werken aan verduurzaming. De overheid zal daarbij soms voorschrijven, soms stimuleren, faciliteren en waarderen, en soms eerder omschrijven (dilemma’s agenderen, heldere en objectieve informatie leveren). Het gaat bij verduurzaming om de concrete uitwerking van de voorwaarden voor people, planet en profit in brede zin, dus niet alleen om harde indicatoren zoals milieunormen en dierenwelzijnseisen, maar ook om zaken als maatschappelijk draagvlak en bedrijfs¬filosofie. Een duurzame veehouderij zal in mijn ogen dan ook het resultaat zijn van de dynamiek en het samenspel tussen ondernemers en maatschappelijke organisaties. Daarmee kan en zal zij ook vele verschijningsvormen hebben en biedt zij ruimte aan maatschappelijke pluriformiteit en veranderende maatschappelijke opvattingen en innovaties. Weidegang is een goed voorbeeld van een maatschappelijk issue waarop de sector nu inspeelt met diverse initiatieven en innovaties. Vanuit mijn filosofie stimuleer ik de sector daarbij opdat diens initiatieven en innovaties zich verder kunnen ontwikkelen met breed draagvlak in de samenleving. De concrete invulling van de concepten weide¬gang en weidemelk zijn in mijn ogen dan ook het resultaat van het debat tussen sector en maatschappelijke organisaties, niet van een blauwdruk of een definitie mijnerzijds.

4
Is het waar dat melkkoeien gemiddeld 9 uur per dag, dus 3.285 uur per jaar, grazen? Is het tevens waar dat bij het hanteren van de definitie van de Stichting Weidegang van minimaal 720 uur per jaar weidegang, melkkoeien de kans lopen dus slechts 22% van hun graastijd buiten door te kunnen brengen?

Mocht hier worden gedoeld op het grazen door de melkkoeien in Nederland, dan is er naar ik aanneem sprake van een misverstand. Uit onderzoek blijkt dat bedrijven die beweiding toepassen de koeien gemiddeld 12 uur per dag laten weiden, gedurende bijna zes maanden. Dit betekent circa 2100 uur weidegang.
Wellicht is de genoemde 3285 uur graastijd gebaseerd op 9 uur per dag weidegang gedurende 365 dagen. Het weideseizoen is echter, zoals aangegeven, veel korter.

Het lijkt mij ook mogelijk dat hier gedoeld wordt op de graastijd onder natuurlijke omstandigheden, zoals in beeld gebracht door de Raad voor Dieraangelegenheden (Natuurlijk gedrag van melkvee en vleeskalveren, Advies RDA 2006/04, juni 2006). Hierin is aangegeven dat runderen ruwweg 6-9 uur per dag grazen.

In Nederlandse omstandigheden vindt echter met name in de winterperiode een belangrijk deel van de voeropname in de stal plaats. In deze periode zijn de omstandigheden voor weidegang veel minder geschikt of zelfs ongeschikt.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,


G. Verburg

Interessant voor jou

Kamervragen aan de ministers van LNV en VWS over ambrosia en hooikoorts

Lees verder

Vervolg Kamervragen aan de minister van LNV over verplicht afleidingsmateriaal voor varkens

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer