Kamer­vragen aan de ministers van LNV en VROM over de stijging van de mest­pro­ductie en de gevolgen daarvan voor de milieu- en klimaat­doel­stel­lingen


Indiendatum: mrt. 2008

Kamervragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu over de stijging van de mestproductie en de gevolgen daarvan voor de milieu- en klimaatdoelstellingen.

  1. Kent u het bericht ‘meer varkens en mineralen in voer veroorzaken stijging mestproductie’?
  2. Kunt u aangeven welke gevolgen de stijging van de mestproductie heeft voor de uitstoot van lachgas, ammoniak en methaan in Nederland?
  3. Deelt u de mening dat het een ongewenste ontwikkeling is dat de huidige productie van mest per jaar nog verder toeneemt? Zo ja, op welke wijze gaat u een halt toeroepen aan de verdere stijging van de mestproductie en bent u voornemens om de productie van mest terug te dringen in plaats van toe te laten nemen? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot de grote milieuproblemen die gepaard gaan met de jaarlijkse productie van meer dan 70 miljard kilo mest, 4000 kilo per Nederlander per jaar?
  4. Kunt u aangeven wat deze stijging van de mestproductie betekent voor het behalen van de milieu- en klimaatdoelstellingen van dit kabinet?
  5. Deelt u de mening dat het zoeken van technische oplossingen voor een stijgende mestproductie, zoals het voeren van minder mineralen, een ongewenste ontwikkeling is? Zo ja, op welke wijze gaat u de sector aanzetten tot het zoeken van andere oplossingen en maakt een krimp van ede veestapel daar ook ene onderdeel van uit? Zo neen waarom niet?
  6. Kunt u aangeven welke milieu en klimaateffecten te verwachten zijn van de mest die wordt geproduceerd door konijnen en pelsdieren en op welke wijze deze effecten worden meegenomen in het milieu- en klimaatbeleid?
  7. Kunt u aangeven onder welke voorwaarden de producenten van pelsdieren en konijnen mest mogen produceren en op welke wijze zij een onderdeel vormen van het Nederlandse mestbeleid?

Indiendatum: mrt. 2008
Antwoorddatum: 23 apr. 2008

Geachte Voorzitter,

Hierbij beantwoord ik, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de vragen van het lid Thieme (PvdD) over de stijging van de mestproductie en de gevolgen daarvan voor de milieu- en klimaatdoelstellingen.

1
Kent u het bericht ‘meer varkens en mineralen in voer veroorzaken stijging mestproductie’?

Ja.

2
Kunt u uiteenzetten welke gevolgen de stijging van de mestproductie heeft voor de uitstoot van lachgas, ammoniak en methaan in Nederland?

De mestproductie in de varkenshouderij is in 2007 licht gestegen met 1,9% tot 12 miljoen ton. De totale mestproductie is gestegen met 0,3% tot 69,5 miljoen ton. De tendens in de totale mestproductie is sinds 1994 sterk dalend, waarbij de stikstofproductie van de Nederlandse veestapel met 41,5% en de fosfaatproductie met 32,8% is afgenomen. Per brief van 3 december 2007 heb ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mijn beleidsreactie naar aanleiding van de Evaluatie van de Meststoffenwet 2007 doen toekomen (Kamerstukken II 2007/08, 28 385, nr. 93). In deze beleidsreactie werd reeds geconcludeerd dat de dalende trend in de mestproductie zich nog steeds voortzet. Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat in de periode 2002-2007 de stikstofproductie door de Nederlandse veestapel met 5,6% en de fosfaatproductie met 4,9% is gedaald. Het mestvolume is dezelfde periode met 3% gedaald van 71,5 miljoen ton naar 69,5 miljoen ton. Binnenkort zal ik uw Kamer de derogatierapportage toesturen die recentelijk naar de Europese Commissie is gegaan. In deze rapportage zijn onder meer de trends in de mestproductie tussen 2002 en 2007 nader uitgesplitst naar diercategorieën.

De daling in de mestproductie, zoals deze zich over de afgelopen jaren heeft voorgedaan, heeft een positief effect op het terugdringen van de uitstoot van lachgas, ammoniak en methaan. Cijfers uit het Milieu en NatuurCompendium van het Milieu- en Natuur Planbureau laten zien dat er in de periode tussen 2000 en 2006 een daling in de uitstoot van ammoniak door de landbouw heeft plaatsgevonden van ruim 13% (van 139 miljoen kg naar 120 miljoen kg), waarbij in de laatste jaren een stabilisatie is opgetreden. In het werkprogramma Schoon en Zuinig, zoals dit per brief van 18 september 2007 door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de ministers van Economische Zaken, voor Wonen, Wijken en Integratie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Verkeer en Waterstaat en van de staatssecretarissen van Financiën en van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer is aangeboden, staan de ambities van dit kabinet verwoord (Kamerstukken II 2007/08, 31 209, nr. 1): ”Ingezet wordt op reductie door de (co)vergisting van mest, mogelijke verandering in veevoeding, door emissiereducerende huisvesting en het slimmer omgaan met stikstof (precisielandbouw/- bemesting). Door de overheid wordt voor de reductie van overige broeikasgassen (waaronder methaan en lachgas) door de landbouw in de komende jaren in eerste instantie ingezet op onderzoek en ontwikkeling”. Naast het positieve effect dat een daling van de mestproductie heeft op de reductie in de uitstoot van lachgas, ammoniak en methaan in Nederland kijkt dit kabinet daarmee nadrukkelijk naar andere methoden om een verdere daling in de uitstoot te realiseren.

3
Deelt u de mening dat het een ongewenste ontwikkeling is dat de huidige productie van mest per jaar nog verder toeneemt? Zo ja, op welke wijze gaat u een halt toeroepen aan de verdere stijging van de mestproductie en bent u voornemens om de productie van mest terug te dringen in plaats van toe te laten nemen? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot de grote milieuproblemen die gepaard gaan met de jaarlijkse productie van
meer dan 70 miljard kilo mest, 4000 kilo per Nederlander per jaar?

Zoals aangegeven, worden in het kader van het klimaat-, mest- en ammoniakbeleid maatregelen ontwikkeld om de milieudruk als gevolg van de mestproductie te verminderen. Daarbij zal in de komende jaren in eerste instantie ingezet worden op de stimulering van covergisting van mest en op onderzoek en ontwikkeling. Op het gebied van innovatie liggen nog mogelijkheden om te komen tot een verdergaande reductie. In het reductieprogramma overige broeikasgassen wordt eind 2008 een communicatieprogramma gestart om in de varkens- en pluimveehouderij emissiereducerende maatregelen in de bedrijfsvoering te stimuleren. Met de Europese Commissie is in de onderhandelingen over het Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2004-2009) en de derogatie (2006-2009) afgesproken dat de totale mestproductie in Nederland, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, het niveau van 2002 niet mag overschrijden. De bij het antwoord op vraag 2 geschetste ontwikkeling laat zien dat
Nederland ruimschoots binnen dit productieplafond opereert. Ik zie vanuit dit oogpunt geen aanleiding om in te grijpen in het niveau van de mestproductie in Nederland.

4
Kunt u uiteenzetten wat deze stijging van de mestproductie betekent voor het behalen van de milieu- en klimaatdoelstellingen van dit kabinet?

De dalende trend in de mestproductie draagt positief bij aan het behalen van de milieu- en klimaatdoelstellingen van dit kabinet.

5
Deelt u de mening dat het zoeken van technische oplossingen voor een stijgende mestproductie, zoals het voeren van minder mineralen, een ongewenste ontwikkeling is? Zo ja, op welke wijze gaat u de sector aanzetten tot het zoeken van andere oplossingen? Maakt een krimp van de veestapel daar ook een onderdeel van uit? Zo neen waarom niet?

Aanpassingen in de samenstelling van het veevoer maken onderdeel uit van de oplossingsrichting zoals opgenomen in het werkprogramma Schoon en Zuinig. Ik zie dit als een gewenste ontwikkeling. Een gewijzigde samenstelling kan bijdragen aan een reductie in de uitstoot van broeikasgassen door de Nederlandse veestapel en bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen uit de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Voor ondernemers levert een gewijzigde samenstelling tevens voordeel op in een verminderde afvoer van dierlijke mest. Het mes snijdt in deze dus aan twee kanten.

6
Kunt u uiteenzetten welke milieu- en klimaateffecten te verwachten zijn van de mest die wordt geproduceerd door konijnen en pelsdieren en op welke wijze deze effecten worden meegenomen in het milieu- en klimaatbeleid?

De effecten van de mest van deze specifieke diercategorieën worden in het nationale milieu- en klimaatbeleid niet afzonderlijk meegenomen. De mestproductie van konijnen en pelsdieren maakt 0,5% uit van de totale mestproductie door de Nederlandse veestapel. Daarmee is de bijdrage van de mest van deze diercategorieën aan de uitstoot van broeikasgassen gering. De uitstoot van methaan en lachgas komt voornamelijk voor rekening van de melkveehouderij en de akkerbouw. De geconstateerde toename van de mestproductie tussen 2006 en 2007 van 16% bij konijnen en edelpelsdieren komt overeen met 0,02% van de nationale mestproductie. De toename van de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de toename van de mestproductie door konijnen en edelpelsdieren is daarmee verwaarloosbaar klein.

7
Kunt u uiteenzetten onder welke voorwaarden de producenten van pelsdieren en konijnen mest mogen produceren en op welke wijze zij een onderdeel vormen van het Nederlandse mestbeleid?

Producenten van pelsdier- en konijnenmest vallen, evenals houders van overige voor fokof winstdoeleinden gehouden dieren, onder het gebruiksnormenstelsel van de Meststoffenwet. Dit betekent dat betrokken producenten aannemelijk moeten kunnen maken dat de op of in de landbouwgrond gebrachte hoeveelheid meststoffen in het desbetreffende jaar geen van de gebruiksnormen overschrijdt. Bovendien moeten zij kunnen verantwoorden dat de op het eigen bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke mest op een verantwoorde
wijze is afgevoerd. Deze verantwoording heeft betrekking op de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de meststoffen en betreft mede de afnemers waarnaar de meststoffen zijn afgevoerd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Interessant voor jou

Kamervragen aan de minister van LNV over toestaan import chloorkippen vanuit de Verenigde Staten

Lees verder

Kamervragen aan de minister van LNV over strengere welzijnseisen voor kippen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer