Kamer­vragen aan de ministers van Justitie en LNV over het onterecht verlenen van een ontheffing voor het gebruik van rest­licht­ver­sterkers


Indiendatum: aug. 2008

Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de ministers van Justitie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het onterecht verlenen van een ontheffing voor het gebruik van restlichtversterkers

1. Kent u de brief d.d. 1 juli 2008 van de Provincie Gelderland aan de faunabeheereenheid Veluwe* , waaruit blijkt dat het toelaten van restlichtversterkers bij het schieten van wilde zwijnen in strijd moet worden geacht met de Benelux beschikking van 24 september 1984, waarin limitatief wordt opgesomd welke geweren en munitie bij het afschot van onderscheiden diersoorten mogen worden toegepast?
2. Is het waar dat het Faunafonds van mening is dat geen ontheffing zou mogen worden verstrekt voor het gebruik van restlichtversterkers? Zo ja, deelt u de mening van het Faunafonds of wat geeft u reden het met dat advies oneens te zijn?
3. Klopt het dat van deze beschikking geen ontheffing mogelijk is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is dan toch in strijd met deze beschikking en in strijd met een advies van het faunafonds gekozen voor het verstrekken van een ontheffing?
4. Bent u van mening dat het semantische onderscheid tussen het woord “jacht” en het woord “schadebestrijding” het negeren van het verbod op restlichtversterkers rechtvaardigt? Bent u van mening dat het verstrekken van genoemde ontheffing overeenstemt met de bedoelingen van genoemde Benelux beschikking en is deze opvatting getoetst in Benelux verband? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze toetsing en op welke wijze werd deze uitgevoerd? Zo neen, welke conclusie trekt u daaruit ten aanzien van genoemde ontheffing?
5. Bent u van mening dat het stelselmatig decimeren van een populatie in het wild levende dieren, waarbij 90% van een soort wordt afgeschoten, te omschrijven valt als ‘schadebestrijding’? Kunt u aangeven wat de sociale gevolgen zijn van het decimeren van de populatie wilde zwijnen in relatie tot de schade die zwijnen zouden aanrichten? Kunt u ook specifiek aangeven in hoeverre onderzoek is verricht naar de gevolgen van het verstoren van sociale verbanden in relatie tot schade aan landbouw, natuur of gevolgen voor de verkeersveiligheid?
6. Kunt u aangeven of er onafhankelijk onderzoek is verricht naar de gevolgen van het plegen van afschot in de nachtelijke uren in termen van verkeersveiligheid en onrust voor de fauna? Zo neen, bent u bereid alsnog dergelijk onafhankelijk onderzoek te doen verrichten?
7. Bent u bereid het gebruik van restlichtversterkers tijdens het afschot van wilde zwijnen te verbieden zolang geen helderheid bestaat over de uitleg van het (ook volgens het faunafonds) niet voor ontheffing vatbare verbod op restlichtversterkers in Benelux verband? Zo neen, waarom niet?
8. Kunt u aangeven wat de duurzame te verwachten effecten zullen zijn op de populatie-opbouw van zwijnen op de Veluwe (geslachtsverhoudingen, populatiedynamiek, trekgedrag) en daarmee samenhangende schade-incidentie? Zo neen, waarom niet?
9. Acht u het ‘romantisch uitleggen’ van een Benelux beschikking, die ook naar de mening van het Faunafonds niet voor ontheffing vatbaar is, wenselijk en te rechtvaardigen? Deelt u onze mening dat het negeren van een advies van het Faunafonds m.b.t internationale afspraken de geloofwaardigheid en de autoriteit van dit adviesorgaan aantast? Zo neen, waarom niet?

* zaaknummer 2005-003309

Indiendatum: aug. 2008
Antwoorddatum: 9 okt. 2008

Geachte Voorzitter,

Hierbij geef ik, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) over het verlenen van een ontheffing voor het gebruik van restlichtversterkers.

  1. Kent u de brief d.d. 1 juli 2008 van de provincie Gelderland aan de faunabeheereenheid Veluwe1, waaruit blijkt dat het toelaten van restlichtversterkers bij het schieten van wilde zwijnen in strijd moet worden geacht met de Benelux beschikking van 24 september 1984, waarin limitatief wordt opgesomd welke geweren en munitie bij het afschieten van onderscheiden diersoorten mogen worden toegepast?

    Ja.
  2. Is het waar dat het Faunafonds van mening is dat geen ontheffing zou mogen worden verstrekt voor het gebruik van restlichtversterkers? Zo ja, deelt u de mening van het faunafonds of waarom bent u het met dat advies oneens?

    Op grond van de Flora- en faunawet gelden verboden ten aanzien van het gebruik van bepaalde middelen voor het vangen en doden van dieren. De wet biedt ook een ontheffingsmogelijkheid ten aanzien van het gebruik van deze middelen (artikelen 68 en 72). Van deze ontheffingsmogelijkheid kan uiteraard geen gebruik worden gemaakt als dat in strijd is met internationaalrechtelijke verplichtingen. Het Faunafonds heeft Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland gewezen op een verplichting die Nederland in Benelux-verband is aangegaan. Het gaat hierbij om het in genoemde Benelux-beschikking opgenomen verbod om bij de jacht gebruik te maken van geweren voorzien van een vizier met een beeldomzetter of elektronische beeldversterkers, zoals de restlichtversterker. De Benelux-beschikking kent voor restlichtversterkers geen mogelijkheid om van dit verbod af te wijken. Ook betekent dat in dit geval dat op grond van de Flora- en faunawet geen ontheffing kan worden verleend.
    Het is aan GS om op grond van de bij wet toegekende bevoegdheden en met inachtneming van het recht, gestelde doelen met betrekking tot de zwijnenpopulatie te realiseren. De rechter beoordeelt of GS daarbij het recht op juiste wijze toepast.
  3. Is het waar dat van deze beschikking geen ontheffing mogelijk is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is dan toch in strijd met deze beschikking en in strijd met een advies van het faunafonds gekozen voor het geven van een ontheffing?

    Zie 2.
  4. Bent u van mening dat het onderscheid tussen de betekenis van het woord “jacht” en het woord “schadebestrijding” het negeren van het verbod op restlichtversterkers rechtvaardigt? Bent u van mening dat het verstrekken van genoemde ontheffing overeenstemt met de bedoelingen van de Beneluxbeschikking en is deze opvatting getoetst in Benelux-verband? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze toetsing en op welke wijze werd deze uitgevoerd? Zo neen, welke conclusie trekt u daaruit ten aanzien van genoemde ontheffing?

    Enkele dagen voorafgaand aan de ontheffingsverlening is in een uitspraak van het Benelux-Gerechtshof2 naar aanleiding van door de Hoge Raad gestelde vragen, verduidelijkt dat het begrip ‘jacht’ – zowel in de Benelux-Overeenkomst als in de daarop gebaseerde Beschikking – ook omvat het afschot ter bestrijding van schade. Met de uitspraak is vast komen te staan dat het onderscheid niet kan leiden tot ontheffing van het verbod op de restlichtversterker in afwijking van de Benelux-beschikking.
  5. Bent u van mening dat het stelselmatig decimeren van een populatie in het wild levende dieren, waarbij 90% van een soort wordt afgeschoten, te omschrijven valt als ‘schadebestrijding’? Welke zijn de sociale gevolgen van het decimeren van de populatie wilde zwijnen in relatie tot de schade die zwijnen zouden aanrichten? Kunt u ook specifiek aangeven in hoeverre onderzoek is verricht naar de gevolgen van het verstoren van sociale verbanden in relatie tot schade aan landbouw, natuur of gevolgen voor de verkeersveiligheid?

    Het reguleren van de populatieomvang van het wild zwijn, is aangewezen als belang op grond waarvan ontheffing kan worden verleend tot het afschieten van een deel van de populatie wilde zwijnen. Echter met dien verstande dat ontheffing slechts kan worden verleend indien de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied of de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden. Een en ander is in kaart gebracht in het faunabeheerplan Veluwe dat door GS van Gelderland is goedgekeurd. Mede op basis van dit plan is ontheffing tot afschot verleend.
    Niet bekend is wat de sociale gevolgen van afschot voor wilde zwijnen zijn, wel dat afschot onvermijdelijk is. Op basis van weidelijkheidsregels worden jagers aangesproken het verstoren van sociale verbanden waar mogelijk te voorkomen. Zie ook mijn antwoorden op eerdere Kamervragen3.
  6. Is onafhankelijk onderzoek verricht naar de gevolgen van het afschieten in de nachtelijke uren in termen van verkeersveiligheid en onrust voor de fauna? Zo neen, bent u bereid alsnog dergelijk onafhankelijk onderzoek te laten verrichten?

    Het afschot van wilde zwijnen, met of zonder gebruik van de restlichtversterker, vindt plaats in de avonduren: in de schemering en bij maanlicht. Wat betreft onderzoek naar de invloed van afschot op de verkeersveiligheid en de verstoring van fauna, verwijs ik naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen4.
  7. Bent u bereid het gebruik van restlichtversterkers tijdens het afschot van wilde zwijnen te verbieden zolang geen helderheid bestaat over de uitleg van het (ook volgens het faunafonds) niet voor ontheffing vatbare verbod op restlichtversterkers in Benelux verband? Zo neen, waarom niet?

    Zie 2.
  8. Wat zijn de duurzame te verwachten effecten op de populatie-opbouw van zwijnen op de Veluwe (geslachtsverhoudingen, populatiedynamiek, trekgedrag) en daarmee samenhangende schade-incidentie?

    Het gebruik van de restlichtversterker is slechts in zoverre van invloed op de populatie-opbouw van wilde zwijnen, dat het vermogen van de schutter om onderscheid te maken tussen de geslachten en leeftijdscategorieën ondersteund wordt.
  9. Acht u het ‘romantisch uitleggen’ van een Beneluxbeschikking, waarvoor ook naar de mening van het Faunafonds geen ontheffing kan worden verleend, wenselijk en te rechtvaardigen? Deelt u de mening dat het negeren van een advies van het Faunafonds met betrekking tot internationale afspraken de geloofwaardigheid en de autoriteit van dit adviesorgaan aantast? Zo neen, waarom niet?

    Zie 2.


    DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
    VOEDSELKWALITEIT,



    G. Verburg

1 Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten.
2 Arrest A 2007/1/10
3 Aanhangsel Handelingen, 2007-2008, nr. 2448
4 Aanhangsel Handelingen, 2007-2008, nr. 2742

Interessant voor jou

Kamervragen aan de ministers van Justitie en LNV over het vergassen van ganzen met een wettelijk verboden middel

Lees verder

Kamervragen aan de minister van LNV over het falen van de subsidies voor agrarisch natuurbeheer

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer