Kamer­vragen aan de minister van VROM over de stimu­lering van zonne­pa­nelen in Nederland


Indiendatum: okt. 2008

Kamervragen van het lid Ouwehand aan de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijk Ordening en Milieu over de stimulering van zonnepanelen in Nederland.

  1. Kent u de uitzending van het TV programma Tegenlicht over zonne-energie?1
  2. Deelt u de mening van het Duitse parlementlid Scheer dat zonne-energie een zeer aantrekkelijke vorm van groene energie is die door de regering gestimuleerd dient te worden om zo het potentieel snel verder uit te kunnen bouwen? Zo ja, bent u bereid om zijn aanpak in Nederland toe te passen en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
  3. Hoe beoordeelt u het beleid van de Duitse regering zoals het 100.000 dakenplan waarbij lage rentes worden berekend bij installatie van zonnepanelen en de feed-in tariff wet (ingevoerd in 2000) waarbij netbeheerders worden verplicht aanbieders van groene stroom onvoorwaardelijk toegang te geven tot het energienet, tegen het dubbele van de marktprijs met een garantie van 20 jaar? Bent u bereid eenzelfde beleid toe te passen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
  4. Kunt u aangeven welk oppervlakte zonnepanelen Nederland nodig heeft om in de totale Nederlandse behoefte aan energie te voorzien? Is het resultaat vergelijkbaar met de Duitse situatie waarin is berekend dat slechts 10% van het bebouwde Duitse oppervlak voorzien hoeft te zijn van zonnepanelen om in de hele Duitse energiebehoefte te voorzien?
  5. Is het waar dat een oppervlakte aan zonnepanelen ter grootte van Frankrijk voldoende is om in de totale energiebehoefte van de wereld te voorzien? Zo ja, welke maatregelen neemt de Nederlandse overheid om dit potentieel voor de Nederlandse en Europese energiebehoefte verder uit te werken? Zo neen, welke oppervlakte is dan voldoende?
  6. Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland) al in acht maanden de benodigde energie opbrengt die het gekost heeft de panelen te maken en te installeren? Zo ja, deelt u de mening dat deze vorm van energie zeer efficiënt is en verder gestimuleerd dient te worden? Zo neen, wat is dan de terugverdientijd voor de gebruikte energie?
  7. Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland) vijftig maal meer energie oplevert dan wanneer biomassa op deze hectare verbouwd zou worden? Zo ja, welke conclusies trekt u daar uit? Zo neen, wat zijn dan de verhoudingen tussen opbrengst uit zonnepanelen en opbrengst uit biomassaproductie per hectare?

1 20 oktober 2008, Nederland 2

Indiendatum: okt. 2008
Antwoorddatum: 8 dec. 2008

Hieronder zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het lid Ouwehand (PvdD), ingezonden 23 oktober 2008, onder nummer 2080903590.

1
Kent u de TV-uitzending over zonne-energie? (1)
(1) Tegenlicht, 20 oktober 2008, Nederland 2)

Antwoord
Ja.

2
Deelt u de mening van het Duitse parlementslid Scheer, dat zonne-energie een zeer aantrekkelijke vorm van groene energie is die door de regering gestimuleerd dient te worden om zo het potentieel snel verder uit te kunnen bouwen? Zo ja, bent u bereid om zijn aanpak in Nederland toe te passen? Op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ik deel de mening van de heer Scheer dat zonne-energie een aantrekkelijke vorm van duurzame energie is die door de regering gestimuleerd dient te worden. In Nederland wordt zon-pv (elektriciteit uit zonlicht) gestimuleerd middels de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Er is tevens een subsidieprogramma voor zon- thermisch (zonneboilers). In vergelijking met Duitsland wordt zon-pv in Nederland met een beperkter volume gestimuleerd. De reden is dat in het Nederlandse beleid het leren toepassen van zon-pv door marktpartijen prioriteit krijgt boven een puur volumebeleid zoals in Duitsland. Het in Nederland stimuleren van zeer grote volumes zon-pv zou de kostprijs van zon-pv op de wereldmarkt niet sneller omlaag brengen, terwijl de subsidiekosten wel zeer hoog zouden zijn. Elektriciteit uit zon-pv kost nu nog ongeveer 50 eurocent per kilowattuur ten opzichte van bijvoorbeeld windenergie op land ongeveer 9 eurocent per kilowattuur. Nederland zet daarom op de korte termijn in op duurzame energie opties zoals wind op land. Meer geld voor zon-pv zou binnen het huidige duurzame energiebudget betekenen dat er minder geld voor andere duurzame energieopties overblijft, terwijl die andere opties per euro subsidiebudget meer duurzame energieproductie genereren (zoals windenergie). In Nederland is grootschalige marktintroductie van zon-pv bij de huidige inzichten na 2020 opportuun, als de opwekkingskosten gelijk worden aan de consumentenprijs van gewone stroom (momenteel ca. 23 €ct/kWh, de zogenaamde grid parity).

3
Hoe beoordeelt u het beleid van de Duitse regering zoals het 100.000 dakenplan waarbij lage rentes worden berekend bij installatie van zonnepanelen en de feed-in tariff wet (ingevoerd in 2000), waarbij netbeheerders worden verplicht aanbieders van groene stroom onvoorwaardelijk toegang te geven tot het energienet, tegen het dubbele van de marktprijs met een garantie van 20 jaar? Bent u bereid een dergelijk beleid toe te passen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Nederlandse stimuleringsregeling in de SDE lijkt heel veel op de Duitse regeling.
Op de eerste plaats wordt in de Nederlandse regeling net als in Duitsland de gehele onrendabele top van zon-pv gesubsidieerd, en wordt in beide regelingen de subsidie op basis van werkelijk geproduceerde kilowatturen uitgekeerd. De subsidie in Nederland wordt voor 15 jaar verstrekt, in Duitsland voor 20 jaar.
Op de tweede plaats wordt op dit moment in Nederland een wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam voorbereid dat begin 2009 aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd. Als deze wet wordt ingevoerd wordt duurzame elektriciteit met voorrang getransporteerd over het net.
Het Duitse stimuleringsbeleid voor zon-pv is zonder meer zeer succesvol als gekeken wordt naar de gerealiseerde hoeveelheid zon-pv installaties (ca. 4000 MW). Nadeel van de Duitse regeling is mijns inziens dat er geen subsidieplafond geldt. Dit leidt tot hoge subsidie-uitgaven, bijvoorbeeld voor zonnestroom momenteel ca. 1 miljard euro per jaar (inclusief elektriciteit). Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt in Nederland gekozen voor stimulering van een beperkter volume (ca. 20-25 MW per jaar) met de nadruk op leren toepassen van zon-pv door marktpartijen. Stimuleren van grote volumes is nu niet opportuun, omdat de prijs van zon-pv nog te hoog is in vergelijking met andere duurzame energieopties zoals windenergie en biomassa.


4
Kunt u uiteenzetten welk oppervlakte zonnepanelen Nederland nodig heeft om in de totale Nederlandse behoefte aan energie te voorzien? Is het resultaat vergelijkbaar met de Duitse situatie waarin is berekend dat slechts 10% van het bebouwde Duitse oppervlak voorzien hoeft te zijn van zonnepanelen om in de hele Duitse energiebehoefte te voorzien?

Antwoord
Een goed zonnepaneel kan een elektrisch vermogen van ongeveer 140 Wp (Watt-piek) per m2 leveren. Bij de Nederlandse zonintensiteit levert 1 Wp zonnevermogen ongeveer 0,85 kWh elektriciteit per jaar. Dus één vierkante meter zonnepaneeloppervlak kan per jaar ongeveer 120 kWh elektriciteit produceren. De totale elektriciteitsvraag in Nederland is ongeveer 117 miljard kWh (CBS 2007), dus de totale hoeveelheid zonnepaneeloppervlak die nodig is om de gehele Nederlandse elektriciteitsvraag te dekken is 983 km2. Dat is ongeveer 3% van de totale Nederlandse landoppervlakte (33.756 km2), of ongeveer 30% van het bebouwd oppervlak (3289 km2 in het jaar 2003, bron PBL/CBS milieu- en natuurcompendium). Bij deze berekening maak ik drie kanttekeningen.

Op de eerste plaats produceren zonnepanelen alleen elektriciteit overdag (als het licht is), terwijl de elektriciteitsconsumptie ook (en vaak vooral) tijdens de avonduren plaatsvindt. Er moet dus een aanzienlijke zogenaamde back-up van elektrisch vermogen beschikbaar zijn voor de momenten dat geen productie van zonnestroom plaatsvindt, en voor de momenten van hoge (piek) vraag naar elektriciteit die niet gedekt kan worden door zonne-energie.

Op de tweede plaats is niet al het bebouwd oppervlak in Nederland geschikt om zonnepanelen op te plaatsen zoals sommige utiliteitsgebouwen, monumenten en kunstwerken (viaducten e.d.). Daarnaast zijn veel daken niet geschikt omdat zij bijvoorbeeld niet zongeoriënteerd zijn, de draagconstructie te zwak is of de hellingshoek van het dak ten opzichte van de zon niet geschikt is.

Op de derde plaats heeft bovenstaande berekening alleen betrekking op de elektriciteitsvoorziening. Om de gehele Nederlandse energievraag te dekken is ruwweg een drie maal grotere oppervlakte aan zonnepanelen benodigd (de hoeveelheid energie die gebruikt wordt om elektriciteit op te wekken is namelijk ongeveer één derde van de totale Nederlandse energieconsumptie). Dan zou dus ruwweg het gehele bebouwde oppervlak van Nederland bedekt moeten worden met zonnepanelen.

5
Is het waar dat een oppervlakte aan zonnepanelen ter grootte van Frankrijk voldoende is om in de totale energiebehoefte van de wereld te voorzien? Zo ja, welke maatregelen neemt de Nederlandse overheid om dit potentieel voor de Nederlandse en Europese energiebehoefte verder uit te werken? Zo neen, welke oppervlakte is dan voldoende?

Antwoord
Het gehele oppervlak Frankrijk (545.630 km2, incl. ruim 90.000 km2 overzeese gebiedsdelen) voorzien van zon-pv zou een totaal elektriciteitsproductie van 65.476 miljard kWh per jaar opleveren. De totale wereldelektriciteitsproductie in 2006 was ongeveer 18.930 miljard kWh (IEA World Energy Statistics 2008).
Indien de gehele landoppervlakte van Frankrijk bedekt zou worden met zon-pv zou dus ongeveer 3,5 maal de mondiale elektriciteitsvraag gedekt kunnen worden. Aangezien de opwekking van elektriciteit 16,7% van de totale wereldenergieconsumptie uitmaakt (IEA World Energy Statistics 2008), dient voor de dekking van de gehele wereldenergiebehoefte door zon-pv ruwweg 1,7 maal de landoppervlakte van Frankrijk met zonnepanelen voorzien te worden.

Zie voor de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt om dit potentieel te ontwikkelen de antwoorden op vraag 2 en 3.

6
Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland) al in acht maanden de benodigde energie opbrengt die het gekost heeft de panelen te maken en te installeren? Zo ja, deelt u de mening dat deze vorm van energie zeer efficiënt is en verder gestimuleerd dient te worden? Zo neen, wat is dan de terugverdientijd voor de gebruikte energie?

Antwoord
Over de gehele levenscyclus bezien is zonne-energie een efficiënte vorm van energieopwekking. De Energieterugverdientijd van kristallijne zonnecellen (ongeveer 86% van de huidige wereldmarkt) ligt tussen de 1,7 en 3 jaar , dat wil zeggen dat een zonnepaneel tussen de 1,7 en 3 jaar elektriciteit moet produceren voordat de energie die voor de productie van de zonnepanelen benodigd was is terugverdiend. De technische levensduur van een zonnepaneel is ongeveer 30 jaar.

7
Is het waar dat een hectare zonnepanelen in Duitsland (of Nederland) vijftig maal meer energie oplevert dan wanneer biomassa op deze hectare verbouwd zou worden? Zo ja, welke conclusies trekt u daar uit? Zo neen, wat zijn dan de verhoudingen tussen opbrengst uit zonnepanelen en opbrengst uit biomassaproductie per hectare?


Antwoord
Zon-pv levert theoretisch tussen de 40 en 70 maal meer energieopbrengst uit een vierkante meter dan biomassateelt (hout). Dit is als volgt berekend.

De energieopbrengst voor hout in gematigd klimaat ligt tussen de 100 en 180 GJ/ha/jaar (bron: rapport “Biomassa, Hot Issue” Energieplatform Duurzame Elektriciteitsvoorziening, 2007). Dit hout kan in een warmte/krachtinstallatie (WKK) met een energetisch rendement van maximaal 90% (bron: SenterNovem) worden omgezet in elektriciteit (40%) en warmte (50%). Hieronder de uitwerking voor de twee uitersten:
1) Een energie-“oogst” van 100 GJ/ha/ jaar en een omzettingsrendement in de WKK installatie van 90% betekent een energieopbrengst van 9 MJ/m2/jaar (10MJ/m2/jaar x 90 % ). Uitgaande van 40% elektrisch en 50% warmte is dat dan 4 MJe/m2/jaar en 5 MJth/m2/jaar. Omgerekend naar MJprimaire energie (1 MJprimair= 0,414 MJe, bron: protocol monitoring duurzame energie, SenterNovem) is dat dan 9,7 + 5 = 14,7 MJprimair /m2/jaar.
2) Een energie-“oogst” van 180 GJ/ha/jaar en eveneens een omzettingsrendement van 90% betekent een energieopbrengst van 16,2 MJ/m2/jaar (18 MJ/m2/jaar x 90 %). Uitgaande van 40% elektrisch en 50% warmte is dat 7,2 MJe/m2/jaar en 9 MJth/m2/jaar. Omgerekend naar MJprimaire energie (1 MJprimair= 0,414 MJe) is dat 17,4 + 9 = 26,4 MJprimair /m2/jaar.

Voor conventionele kristallijne zonnepanelen is de elektriciteitsopbrengst 120 kWh per m2 per jaar (zie antwoord vraag 4). Omgerekend in primaire energie is dat 120 kWh/m2/jaar x 3,6 (1 kWh= 3,6 MJ) /0,414 = 1043 MJprimair/m2/jaar.
Zon-pv levert dus tussen de 40 (1043/26,4) en 70 (1043/14,7) maal meer energieopbrengst uit één vierkante meter dan biomassateelt.

De conclusie die ik hieruit trek is dat zon-pv in vergelijking met biomassa zonne-energie veel efficiënter in bruikbare energie omzet. De conclusie die ik hieruit echter niet trek is dat ik in het duurzame energiebeleid op grond hiervan niet meer op de stimulering van biomassa zou moeten inzetten. Biomassa heeft namelijk weer andere voordelen boven zon-pv, waarvan het belangrijkste is dat biomassa tot tien maal meer uren per jaar energie kan leveren dan zon-pv (ook ’s avonds en ’s nachts). De Nederlandse elektriciteitsvoorziening kan op dit moment dus niet alleen op zon-pv functioneren omdat ook ’s avonds en ’s nachts, en op zogenaamde piekmomenten elektriciteit benodigd is. De huidige brandstofmix (inclusief duurzame energie) kan de vraag op elk moment volgen. Bij een stijgend percentage duurzame elektriciteit wordt het handhaven van de balans tussen opwekking en vraag steeds moeilijker. Vandaar dat ik in het beleid ook inzet op het realiseren van slimme elektriciteitsnetten (smart grids) waarbij de vraag naar elektriciteit (bv. de wasmachine) kan worden afgestemd op (goedkoop) aanbod op een bepaald moment van de dag (bijvoorbeeld de ruime beschikbaarheid van zonnestroom), en niet zoals de huidige praktijk is, namelijk dat het aanbod de grillige vraag moet volgen. Tenslotte is er naast energie-efficiency ook het argument van de kosteneffectiviteit dat meeweegt bij de keuze van stimulering van duurzame energieopties. Zon-pv is mijns inziens op dit moment nog te kostbaar om grootschalig te stimuleren. Biomassa is nu ondanks het slechtere benuttingsrendement van de energie uit de zon, in vergelijking met zon-pv qua kostprijs voordeliger om op in te zetten, zeker indien biomassarest- en afvalstromen worden gebruikt.

(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven

Interessant voor jou

Kamervragen aan de ministers van LNV en VROM over stijgende vleesconsumptie en prijzen

Lees verder

Kamervragen aan de ministers van LNV en BiZa over verplaatsing van een broedstoof voor het wettelijk beschermde `vliegend hert'

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer