Inbreng SO Stand van zaken rondom moties en toezeg­gingen op het terrein van gewas­be­scherming


9 februari 2023

Inbreng PvdD SO Stand van zaken rondom moties en toezeggingen op het terrein van gewasbescherming

De leden van de Partij voor de Dierenfractie vinden het onaanvaardbaar dat de minister van LNV de inhoud van de aangenomen motie Vestering[1], die verzoekt om tussendoelen te stellen voor de uitfasering van landbouwgif, volledig verdraait en hier zijn eigen invulling aan geeft (met tussendoelen voor geïntegreerde gewasbescherming, oftewel IPM). Deelt de minister het inzicht dat uitfasering van het gebruik van landbouwgif iets volledig anders is dan IPM? Waarom handelt de minister niet in lijn met de wens van de Kamer, dus van de volksvertegenwoordiging?

Deze leden erkennen, en dit staat ook in de betreffende motie, dat boeren gesteund moeten worden om de uitfasering te kunnen realiseren. Een IPM-indicator kan daarbij een middel zijn om het doel van uitfasering te bereiken. Maar het einddoel dat de Kamer stelt is niet IPM, maar een gifvrije landbouw. Erkent de minister dat?

Met de motie verzoekt de Kamer dat de minister concrete reductiepercentages stelt voor het gebruik van landbouwgif in de komende jaren. Kan de minister aangeven waarom hij dit niet doet? Erkent hij dat de Europese Commissie reeds een reductiepercentage van 50% in 2030 heeft voorgesteld, en dat Europese burgers in het burgerinitiatief Red bijen en boeren pleiten voor 80% reductie in 2030 en 100% in 2035?

Deze leden vinden het onacceptabel dat de minister aangeeft eerst de Europese onderhandelingen over het doel van de Commissie af te wachten voordat hij zelf een kwantitatief doel durft te stellen, omdat deze onderhandelingen voortdurend worden gerekt. Kan de minister aangeven of de door de Raad van de EU gevraagde aanvullende effectbeoordeling uitgevoerd zal worden en zo ja, hoeveel vertraging hij daardoor verwacht? Klopt het dat het nog jaren zou kunnen duren voordat overeenstemming wordt bereikt over de nieuwe Verordening? Ondertussen is het voor de biodiversiteitscrisis en de landbouwtransitie waar de boeren voor staan noodzakelijk dat de minister snel met concrete reductiepercentages komt, zodat voor iedereen, boeren en burgers, duidelijk is waar we naartoe gaan. Graag een reactie.

Klopt het dat het principe van IPM al in 2014 in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is opgenomen? Kan de minister uitleggen waarom hij dan nu pas tussendoelen wil gaan formuleren om dat te bereiken? En kan de minister bevestigen dat uit de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst (GGDO)[2] blijkt dat de wettelijke vastlegging van IPM vooralsnog niet heeft geleid tot minder gebruik van landbouwgif? Hoe verklaart hij dit? Kan de minister bovendien bevestigen dat uit een evaluatie van Deltares blijkt dat het aantal locaties met normoverschrijdingen van landbouwgif in water sinds 2018 zelfs is toegenomen naar 56% in 2021?[3] Beaamt hij dat ook dit bevestigt dat ‘IPM’ tot nu toe vooral een papieren concept is gebleken en niet heeft geleid tot een daadwerkelijke reductie van het gifgebruik? Begrijpt de minister waarom deze leden er geen genoegen mee nemen dat de minister ‘uitfasering van gebruik’ verwatert tot slechts het implementeren van IPM? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ook vragen over de voorgenomen nulmeting van de minister voor de IPM-indicator. Kan de minister bevestigen dat een dergelijke nulmeting reeds is uitgevoerd door het CLM als input voor de hierboven genoemde tussenevaluatie van het PBL?[4] Waarom maakt de minister geen gebruik van dat onderzoek? Deze leden vinden het ook de wereld op z’n kop dat de minister (tussen)doelen voor de implementatie van IPM wil formuleren aan de hand van de nulmeting. Deelt de minister de mening dat hij zélf doelen kan stellen (op basis van milieu-, natuur- en gezondheidsbelangen), waarna met een nulmeting eventueel bekeken kan worden hoe groot de opgave voor de sector is, on plaats van andersom? Waarom kiest hij voor deze vreemde volgorde?

Deze leden steunen de ontwikkeling van de digitale gewasbeschermingsmonitor. Wordt hierin ook het gebruik van middelen door boeren opgenomen? Deze leden benadrukken dat dat een essentiële en logische indicator is en verwachten deze dan ook terug te zien in de monitor.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de minister daarnaast of het klopt dat de einddoelen uit de nota GGDO in 2023 bereikt moeten worden. Wanneer stuurt hij hier een eindevaluatie over naar de Kamer? In de nota staat onder andere dat er in 2023 nagenoeg geen overschrijdingen meer mogen plaatsvinden van de drinkwaternorm en de milieukwaliteitsnormen. De hierboven genoemde evaluatie van Deltares (toename van de normoverschrijdingen) stemt deze leden niet hoopvol dat deze doelen bereikt zijn. Kan de minister deze zorgen wegnemen? En zo niet, wat is zijn inzet om vóór het eind van 2023 alsnog de doelen te behalen?

Bovendien vragen deze leden naar de aangenomen motie Vestering c.s. over een verbod op het gebruik van zeer giftige niet-toetsbare stoffen.[5] Gaat de minister deze motie uitvoeren door de procedure van artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voor niet-toetsbare stoffen toe te passen? Zo nee, op welke manier gaat de minister de motie dan uitvoeren?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie benadrukken dat vervuiling door landbouwgif nog steeds een groot probleem is in een groot deel van de bronnen voor drinkwaterproductie. In dat kader hebben deze leden de volgende vragen over de Europese Verordening duurzaam gebruik pesticiden. Gaat de minister in de onderhandelingen met de andere lidstaten pleiten voor het expliciet opnemen van gebieden bestemd voor drinkwaterproductie in de definitie van ‘gevoelige gebieden’? Hoe verhoudt de invulling van de Verordening zich tot de herziening van de Prioritaire Stoffenlijst en de stoffenlijst van de Grondwaterrichtlijn, waarin (strengere) normen worden opgenomen voor onder andere landbouwgif? En gaat de minister ervoor pleiten dat in artikel 8 van de Verordening verduidelijkt wordt dat lidstaten in hun Nationaal Actie Plan (NAP) expliciet moeten aangeven hoe het pesticidenbeleid invulling geeft aan de bescherming van drinkwaterbronnen?

Omdat de onderhandelingen over de nieuwe Verordening vertraging lijken op te lopen, vragen deze leden hoe de minister zelf de mogelijkheden die de bestaande Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden biedt, beter gaat benutten om in beschermingszones voor drinkwater meer restricties op te leggen aan het gebruik van landbouwgif. Hoe gaat de minister zorgen dat de emissie van landbouwgif naar drinkwaterbronnen zo snel mogelijk naar nul wordt teruggebracht? Is de minister bereid om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om bij de nationale toelating van landbouwgiffen een meer systeemgerichte aanpak te hanteren om combinatie-effecten op het milieu, en specifiek op drinkwaterbronnen, te voorkomen? En gaat hij de bestaande doelen voor het tegengaan van de vervuiling van drinkwaterbronnen met landbouwgif (zoals o.a. vastgelegd in de KRW) vastleggen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)?


[1] Kamerstuk 21501-32-1346

[2] PBL, 2019, GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING NADER BESCHOUWD, Tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst

[3] Deltares 2022, Landelijk Meetnet Gewasbeschermingsmiddelen Land- en Tuinbouw, Evaluatie resultaten 2021

[4] PBL, 2019, GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING NADER BESCHOUWD, Tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst

[5] Kamerstuk 27858-597

Interessant voor jou

Bijdrage Vestering aan commissiedebat Tuinbouw en Visserij

Lees verder

Bijdrage Wassenberg aan commissiedebat Tuinbouw en Visserij

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer