Inbreng PvdD SO informele ener­gieraad


10 april 2018

De leden van de PvdD-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de informele Energieraad op 19 april.

Daarin lezen deze leden dat de minister zal meegaan met ophoging van de doelen gericht op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (beide doelen zijn door het Europees Parlement gezet op 35%, maar door de Raad op 30% en respectievelijk 27%). Maar, zo stellen deze leden, 'meegaan' is wel een erg passieve opstelling voor een land dat zegt het voortouw te willen nemen en naar een 55% CO2-reductie doel per 2030 zegt te streven. Is de minister bereid zich actief in te zetten voor aanscherping van de doelen en een constructieve houding in de triloog van de Raad en het Bulgaars voorzitterschap richting het Europees Parlement? Graag een reactie.

De minister stelt dat het ophogen van de doelen niet het nationale Klimaatakkoord over het Nederlandse CO2-doel mag belemmeren. Graag merken de leden van de PvdD-fractie hierbij op dat de effecten van ambitieuzer EU-beleid op het kosteneffectief bereiken van de Nederlandse CO2-doelen al door ECN in kaart zijn gebracht. Vooral in de industrie is er nog veel besparingspotentieel, waardoor een hoger energie-efficiëntiedoel geen probleem zou mogen zijn. Gezien de voorspoedige uitrol van wind op zee hoeft ook een hoger hernieuwbare energiedoel niet te leiden tot hogere kosten per vermeden ton CO2. Daarbij komt dat het EU-beleid buiten Nederland ook tot emissiereductie leidt en dat het EU- beleid een grote markt voor duurzame techniek creëert, die zal leiden tot kostenbesparing. Daarnaast zijn energiebesparing en duurzame energie de meest zekere opties voor vermindering van CO2 emissies. Graag een reactie. De leden van de PvdD-fractie vragen zich af waarom de minister voornemens is om meer onderzoek te verrichten naar de effecten voor Nederland, aangezien deze gegevens al voorhanden zijn? Graag een reactie.

Deze leden maken zich zorgen over het voornemen van de minister om voorstellen van het Europees Parlement niet te steunen die zijn gericht op een ambitieuzere inspanningsverplichting voor lidstaten op het gebied van de verduurzaming van warmte en koude. De minister accepteert deze ophoging niet, omdat dit lidstaten zou kunnen beperken in het volgen van een kosteneffectief CO2-reductiepad. Het verhogen van verduurzaming van warmte en koude kan bereikt worden door ofwel de warmte- en koudevraag te vergroenen ofwel deze te verminderen. Daarmee vermindert het de keuzemogelijkheden voor het volgen van een kosteneffectief CO2-reductiepad niet. Verder past deze inspanningsverplichting naadloos in het beleid van deze regering voor beëindiging van de gaswinning in Groningen en verduurzaming. Verder zal het EU-beleid ertoe leiden dat er een EU-brede markt ontstaat voor duurzame oplossingen, wat zal leiden tot kostenbesparing. Nederland kan in Europa koploper worden voor deze duurzame oplossingen (zowel kennis als bouwconcepten), wat zal leiden tot nieuwe exportmogelijkheden (Energiesprong is bijvoorbeeld al actief in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk).

Kan de minister concreet maken op hoe hogere ambities zijn CO2-aanpak zullen beperken? Deelt de minister niet meer het belang van een zo snel mogelijke verduurzaming, ook van warmte en koude, en beëindiging van de gaswinning in Groningen? Graag een reactie.

Tot slot hebben deze leden nog een vraag over de lange termijnklimaatstrategie die lidstaten uiterlijk 1 januari 2020 moeten opstellen en die ministens 30 jaar vooruitkijkt. Deelt de minister de mening van deze leden dat een actualisatie van deze strategie per 10 jaar te weinig is, gezien de snelle ontwikkelingen op het gebied van klimaat en energie in de wetenschap, technologie en maatschappij? Graag een reactie.

Interessant voor jou

Inbreng PvdD SO Landbouw & Visserijraad

Lees verder

Bijdrage Wassenberg aan debat stijgende energieprijs

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer