Bijdrage Koffeman EK Wijziging visse­rijwet 1963


27 juni 2012

Koffeman: Voorzitter,

Visstroperij kan desastreuze gevolgen hebben voor het voortbestaan van sommige vissoorten. Met voorliggend wetsvoorstel zal geregeld worden dat visstroperij als misdrijf strafbaar wordt en dat de strafbaarstelling onder de Wet op de economische delicten gaat vallen. Voorzitter, het verhogen van de strafmaat is een goede stap vooruit en mijn fractie ondersteunt deze wijziging. Toch heb ik een aantal vragen over de invulling van de wetswijziging en enkele andere wijzigingen die de staatssecretaris wil doorvoeren. Ik krijg namelijk de indruk dat de natuurbelangen op eenvoudige wijze veel beter tot hun recht hadden kunnen komen.

Graag krijg ik een toelichting op het feit dat de strafmaat van een overtreding van de voorschriften die mede rekening houden met natuurbelangen (artikel 16) slechts wordt opgenomen in artikel 1a, onder 3Ëš van de Wet op de economische delicten [1], terwijl het vissen zonder toestemming van de rechthebbende in kustwateren (artikel 7) of in de binnenwateren (artikel 21) allebei gaan vallen onder artikel 1a, onder 1Ëš van de WED [2]. Dit betekent dat er een veel hogere maximum straf gaat gelden voor visserij zonder toestemming van de rechthebbende dan op het overtreden van voorschriften die mogelijk zijn opgesteld om de soort of het ecosysteem te beschermen. Kan de staatssecretaris dit verschil toelichten? Is het volgens de staatssecretaris niet in vergelijkbare mate ernstig als iemand de voorschriften die rekening houden met natuurbelangen overtreedt? Moeten overtredingen ten aanzien van natuurbelangen niet even hard worden bestraft? Waarom is er niet voor gekozen om overtredingen van voorschriften die rekening houden met natuurbelangen ook onder artikel 1a, onder 1Ëš van de WED te brengen zodat het zwaarste sanctieregime gaat gelden? Want is het niet zo dat de opsporingsambtenaar dan meer middelen tot zijn beschikking heeft? [3]
Voorzitter, stroperij is moet worden uitgebannen via zware straffen. Al langer probeert mijn partij roofvogelvervolging en roof van dieren uit het wild voor de illegale handel aan de kaak te stellen. Maar in antwoord op kamervragen over roofvogelvervolging gaf de staatssecretaris aan dat het bij dit soort delicten bijzonder moeilijk is de daders op te sporen en dat vaak de middelen daartoe tekort schieten. Hij zei dat er vooral ingezet moet worden op het voorkómen van roofvogelvervolging. Waarom is de staatssecretaris van mening visstroperij en overtredingen waar natuurbelangen in het geding zijn wel te lijf te kunnen gaan middels strafvervolging, terwijl hij dit bij roofvogelvervolging niet waarschijnlijk acht? De mogelijkheden voor opsporing worden uitgebreid, maar toch zou ik graag een preciezere inschatting zien van de mogelijkheden om met deze wetswijzigingen deze delicten echt te lijf te kunnen gaan. Is dit voldoende? Welke andere maatregelen heeft de staatssecretaris overwogen, ook op het gebied van preventie, voorlichting of een levenslang visverbod?

Vaak zien we bij overtredingen van de Flora- en Faunawet dat daders er alsnog met een verwaarloosbare straf vanaf komen. Er wordt hier gesproken over maximale straffen, maar wat is de kans dat die ook daadwerkelijk worden opgelegd? Kan de staatssecretaris aangeven welke criteria hanteren rechters tot dusverre hanteerden voor het bepalen of er van de maximale straf kan worden afgeweken?

Voorzitter, graag wil ik nog even stilstaan bij het opheffen van de visakte. Het gebruik van grote vistuigen kan ingrijpende effecten hebben op het voortbestaan van veel vissoorten, maar ook op bijvoorbeeld vogels wanneer we spreken over het gebruik van staand want. Of het nu gaat over of het gebruik van deze vistuigen alleen is toegestaan via de visakte of dat het gebruik is gereguleerd onder de Uitvoeringsregeling visserij, ik heb er weinig vertrouwen in dat er ook daadwerkelijk voldoende rekening wordt gehouden met de effecten op vissoorten, op het ecosysteem. Volgens de Uitvoeringsregeling visserij is het vissen met grote vistuigen voorbehouden aan vissers die beschikken over minimaal 250 hectare aan viswater waarmee jaarlijks minimaal €8500 bruto inkomsten worden gegenereerd. Maar welke ecologische criteria worden er verbonden aan het toestaan van de beroepsvistuigen? Wordt er vooraf bekeken of het negatieve effecten zal hebben op diverse bedreigde soorten (vissen en vogels) en zo ja hoe? Hoe kan er overzicht gehouden worden op de cumulatieve negatieve effecten op ecosystemen en soorten van alle toegestane beroepsvistuigen tezamen?
Graag een reactie.

De staatssecretaris zegt dat er nadere regels ten aanzien van natuurbelangen op grond van artikel 16 van de visserijwet kunnen worden opgesteld, maar in hoeverre wordt het belang van de natuur, van ecosystemen en bedreigde vissoort hierin echt gewaarborgd? Het uitgangspunt van de visserijwet is ten slotte altijd het dienen van het belang van de visserij. Dit is niet synoniem met het belang van een soort, welzijnbelangen van individuen en het belang van een ecosysteem. Deze belangen kunnen botsen. Heeft het belang van de visserij niet vrijwel altijd de overhand en deelt de staatssecretaris de mening dat deze belangen zeer tegenstrijdig kunnen zijn? Hoe wordt bescherming van natuur, soorten en ecosystemen voldoende gewaarborgd? En waarom worden alle vissoorten die vallen onder de Visserijwet uitgesloten van de bescherming van de Flora- en Faunawet, terwijl er wel degelijk bedreigde vissoorten tussen zitten? Graag een toelichting.

Dan het laatste punt. Het voorstel is om artikel 17 te schrappen. Volgens het artikel is het verboden in de binnenwateren vissen uit te zetten die niet vallen onder de Visserijwet. De staatssecretaris is van mening dat het artikel kan worden geschrapt omdat de Flora- en Faunawet al regels stelt ten aanzien van deze soorten. De Partij voor de Dieren zou graag zien dat het juist in beginsel voor alle vissoorten verboden wordt ze uit te zetten, ook de soorten die onder de visserijwet vallen. Soorten die onder de visserijwet vallen kunnen nu zonder probleem worden uitgezet, maar weer wordt hier alleen rekening gehouden met het belang van de visserij. Eerst worden vissen uitgezet om daarna weer massaal op deze vissen te kunnen jagen. Dat is net zoiets als een jager die fazanten fokt en bijvoert om er vervolgens zo veel mogelijk te kunnen schieten. Effecten op de natuur en op soorten en welzijnseffecten op de individuele vissen worden niet meegewogen terwijl dit wel zou moeten worden. Deelt de staatssecretaris deze visie en zo nee waarom niet? Waarom heeft de staatssecretaris deze wetswijziging niet aangegrepen om juist de bescherming van de natuur te regelen?
Graag een reactie!

[1] Overtredingen worden strafbaar met een hechtenis van ten hoogste 6 maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (thans €19000)
[2] Bij opzet kan een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaar of geldboete van vijfde categorie (€76000) worden opgelegd. Indien er geen sprake is van opzet kan kan een gevangenisstraf van ten hoogste 1 jaar of geldboete van vierde categorie (€19000) worden opgelegd.
[3] Bijzondere opsporingsbevoegdheden uit Boek 1, titel IVa van het wetbok van strafvordering kunnen worden ingezet voor overtredingen die vallen onder artikel 1a, onder 1Ëš van de WED

Interessant voor jou

Bijdrage Ouwehand AO Stelselwijziging Omgevingsrecht

Lees verder

Bijdrage Ouwehand Debat Europese Top

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer