Vragen Van Esch over oproep minister van staat en oud-minister om de Omge­vingswet niet in te voeren en te schrappen


Indiendatum: 1 jun. 2023

Vragen van het lid van Esch (PvdD) aan de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht dat minister van staat Sorgdrager en oud-minister Van Aartsen oproepen om de Omgevingswet niet in te voeren en te schrappen

1) Kent u het bericht “Omgevingswet gaat ‘hoop ellende’ teweegbrengen”?[1]
2) Hoe reageert u op de oproep van minister van staat Sorgdrager en oud-minister Van Aartsen om de Omgevingswet te schrappen?
3) Hoe weegt u hun waarschuwingen (zoals o.a.: “dit is een monstrum van een wet”)?
4) Hoe weegt u hierbij dat mevrouw Sorgdrager minister van staat is aangezien het de taak is van ministers van staat om de regering en het staatshoofd te adviseren?
5) Bent u bereid te onderzoeken wat er nodig is om de Omgevingswet te schrappen? Zo nee, waarom niet?
6) Gaat u – ter bescherming van de volksgezondheid, milieu, natuur, leefomgeving en klimaat – de Omgevingswet schrappen? Zo nee, waarom niet?

[1] https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/omgevingswet-zal-hoop-ellende-gaan-teweegbrengen

Indiendatum: 1 jun. 2023
Antwoorddatum: 30 jun. 2023

1. Kent u het bericht 'Omgevingswet gaat ‘hoop ellende’ teweegbrengen'?[1]

Ja, ik ben bekend met het bericht.

2. Hoe reageert u op de oproep van minister van staat Sorgdrager en oud-minister Van Aartsen om de Omgevingswet te schrappen? (“Sorgdrager: ‘Mijn advies over de Omgevingswet is: doe het niet. Nu kan het nog.’ Van Aartsen: ‘Precies.”)

De oproep tot ‘het niet invoeren’ en ‘het schrappen’ van de Omgevingswet gaat voorbij aan de uitkomsten van een zorgvuldig en democratisch besluitvormingsproces, dat met betrokkenheid van een groot aantal partijen uit de uitvoeringspraktijk is doorlopen. De Omgevingswet, de Invoeringswet en de vier Aanvullingswetten zijn met grote meerderheid door het parlement aanvaard. De wetgeving is vervolgens vastgesteld en gepubliceerd. Dat laatste geldt ook voor de uitvoeringsregelgeving.

Ook de besluitvorming over de inwerkingtreding heeft een uitgebreid en zorgvuldig proces doorlopen, in nauwe afstemming met de decentrale overheden. Vervolgens hebben in februari en maart de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met 1 januari 2024 als datum van inwerkingtreding. De inwerkingtredingsbesluiten zijn vervolgens vastgesteld en gepubliceerd. Er ligt nu een opdracht om te zorgen voor een zorgvuldige in- en uitvoering van het nieuwe stelsel.

3. Hoe weegt u hun waarschuwingen (zoals onder andere: “dit is een monstrum van een wet”)?

Dit beeld herken en deel ik niet, zie ook mijn antwoord op vraag 2.

4. Hoe weegt u hierbij dat mevrouw Sorgdrager minister van staat is aangezien het de taak is van ministers van staat om de regering en het staatshoofd te adviseren?

Een minister van staat kan als adviseur van de regering worden belast met speciale opdrachten of gevraagd worden om de regering te representeren. Het interview met mevrouw Sorgdrager is niet in die hoedanigheid gegeven, maar als lid van de commissie Van Aartsen. Dat gezegd hebbende, respecteer ik de mening en inhoudelijke opmerkingen van mevrouw Sorgdrager. Zij heeft vragen over de wisselwerking tussen enerzijds de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen om het stelsel vergunningverlening, handhaving en toezicht (VTH) te versterken en anderzijds het inwerkingtreden van de Omgevingswet op 1 januari 2024.

In de beantwoording van de vragen van de Eerste Kamer van februari 2023[2] ben ik ingegaan op de relatie tussen deze twee trajecten. Hierbij heb ik aangegeven dat de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen en de versterking van het VTH-stelsel plaatsvinden in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). Dit gebeurt onder regie van de VTH-stelselverantwoordelijke staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Eventuele hieruit voortvloeiende wijzigingen van wet- en regelgeving worden voorgelegd aan het parlement.

Dergelijke wijzigingen zijn niet afhankelijk van of gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als het gaat om de doelstellingen van de Omgevingswet zijn de omgevingsdiensten positief. Voor hen is het belangrijk dat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt geborgd. De medewerkers van de omgevingsdiensten zijn opgeleid op de inhoud van de Omgevingswet en worden dit jaar verder opgeleid in de vaardigheden die nodig zijn om hun taken in overeenstemming met de doelen van de Omgevingswet uit te voeren.

Zie verder ook mijn antwoorden op vraag 2 en 3.

5. Bent u bereid te onderzoeken wat er nodig is om de Omgevingswet te schrappen? Zo nee, waarom niet?

Zoals in het antwoord op vraag 2 is vermeld is zowel de totstandkoming van de Omgevingswet als de besluitvorming over de inwerkingtreding onderdeel geweest van een democratisch proces. Het schrappen van de aangenomen en vastgestelde wetgeving zou een nieuw wetgevingsproces vergen. Een onderzoek daarnaar is niet aan de orde. Met de vaststelling van de wetgeving en de besluitvorming tot inwerkingtreding op 1 januari 2024 ligt er een opdracht om te komen tot een zorgvuldige in- en uitvoering van het nieuwe stelsel.

Zoals met u afgesproken, houden de bevoegd gezagen en ik de stand van zaken van de implementatie scherp in de gaten en monitoren de implementatie van de Omgevingswet. De implementatie loopt ook na 1 januari 2024 door en zijn er nog stappen te zetten. Over de stand van zaken van de implementatie ontvangt u op 30 juni 2023 en in oktober 2023 een voortgangsbrief.

6. Gaat u – ter bescherming van de volksgezondheid, milieu, natuur, leefomgeving en klimaat – de Omgevingswet schrappen? Zo nee, waarom niet?

Nee, de Omgevingswet biedt een geharmoniseerd instrumentarium dat juist kan worden benut voor een integrale of samenhangende aanpak van maatschappelijke opgaven op het terrein van de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet en in het bijzonder de regels in de AMvB’s - welke voor veel van de door u genoemde beleidsterreinen de ruimte voor afwegingen bepalen – bieden een gelijkwaardig beschermingsniveau als het huidig recht. Hierover heb ik uw Kamer in antwoord op eerder door uw Kamer gestelde vragen geïnformeerd.[3] Daarbij heb ik aangegeven dat bij de uitwerking van de AMvB’s steeds gekozen is voor een gelijkwaardig beschermingsniveau aan de huidige regelgeving, waarbij het gebruik van eventuele extra afwegingsruimte is ingekaderd of beleidsneutraal is overgenomen. Om zeker te stellen dat een gelijkwaardig beschermingsniveau blijft bestaan, gelden inhoudelijke en procedurele waarborgen (o.a. instructieregels, participatie en beroep).

Zoals toegezegd, ontvangen de Eerste en Tweede Kamer na inwerkingtreding van de wet jaarlijks een monitor over het wetgevingsstelsel en wordt het stelsel geëvalueerd door een onafhankelijke evaluatiecommissie.[4] Dit kan eventueel op onderdelen tot bijstelling leiden. Wanneer dat het geval is, worden daartoe wetsvoorstellen gedaan.

[1] Binnenlands Bestuur, ´Omgevingswet gaat ‘hoop ellende’ teweegbrengen´, 26 mei 2023, https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/omgevingswet-zal-hoop-ellende-gaan-teweegbrengen
[2] Kamerstukken I 2022/23, 33118/34986, EW, pg. 57.
[3] Kamerstukken II 2020/21, 33118, nr. 174, pg. 14-16.
[4] T02849 en Kamerstukken I 2019/20, 34985, K en Kamerstukken II 2022/23, 33118, nr. 246, bijlage 1, pg. 6.

Interessant voor jou

Vragen Wassenberg over de snel stijgende dierenartskosten

Lees verder

Vragen Van Esch en Ellemeet over het niet uitvoeren van de aangenomen motie Van Esch/Ellemeet over het verder uitbreiden van de pilot met heruitgifte van medicijnen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer