Kamer­vragen aan de ministers van Justitie en VWS over hand­having en sanc­ti­o­nering rondom de Wet op de dier­proeven


Indiendatum: apr. 2008

Vragen van het lid Ouwehand aan de ministers van Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport over handhaving en sanctionering rondom de Wet op de dierproeven

  1. Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie van de Wet op de dierproeven1 (Wod) dat de afstand tussen de VWA en de beleidsverantwoordelijken op het Ministerie van VWS in belangrijke mate verwatert doordat veel beleidstaken feitelijk zijn ondergebracht bij de VWA? Is deze situatie in de afgelopen 3 jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen toe te treffen?
  2. Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie dat Justitie feitelijk buiten spel staat bij het toezicht op de handelingen van de vergunninghouders en bij de opsporingsaspecten van de Wod2? Deelt u de conclusie dat de minister van Justitie onder de gegeven omstandigheden geen kans heeft om de politieke verantwoordelijkheid voor de opsporingsaspecten van de Wod waar te maken? Is deze situatie in de afgelopen 3 jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen toe te treffen?
  3. Hoe beoordeelt u de aanbeveling uit de evaluatie om een overgang te maken naar een systeem dat tevens voorziet in bestuursrechtelijke handhaving, aangezien de behoefte bestaat aan mogelijkheden om aan overtredingen daadwerkelijk een einde te maken en in 2005 nog nooit strafsancties leken te zijn opgelegd? Kunt u aangeven in hoeverre er de afgelopen 3 jaar maatregelen zijn genomen naar aanleiding van deze aanbeveling? Zo ja, welke? Zo neen, bent u voornemens alsnog maatregelen te nemen?
  4. Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie dat geen enkele externe controle plaatsvindt op het al dan niet voldoen aan de wettelijke erkenningsvereisten, nadat een eerste erkenning van een DEC heeft plaatsgevonden3? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is? Is deze situatie in de afgelopen 3 jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen tegen te ondernemen?
  5. Deelt u de zorg die spreekt uit de evaluatie dat het verminderen van de beschikbare capaciteit binnen de VWA een effectieve handhaving van de Wod nagenoeg onmogelijk zou maken4? Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u inmiddels heeft ondernomen of nog zult ondernemen om aan deze zorg tegemoet te komen? Zo neen, kunt u dit toelichten?
  6. Hoe verhoudt de genoemde zorg over de beschikbare handhavingscapaciteit zich tot de brief over het concept jaarplan VWA 2008 die op 8 oktober 2007 naar het ministerie van VWS werd verstuurd, met daarin de constatering dat door vermindering van het budget de ondergrens op het toezicht wordt bereikt, zo niet overschreden?
  7. Hoeveel fte’s zijn er in 2008 binnen de VWA beschikbaar gesteld voor controles op de naleving van de Wet op de dierproeven? Acht u dit aantal voldoende? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid het aantal fte’s dat beschikbaar is voor controles op de Wod te verhogen?
  8. Kunt u aangeven of en zo ja in welke mate het aantal beschikbare fte’s de afgelopen vijf jaar heeft gefluctueerd? Zo ja, kunt u deze fluctuaties toelichten?

(1) Noodzakelijk kwaad – Evaluatie Wet op de dierproeven (21 maart 2005), p. 134
(2) Noodzakelijk kwaad – Evaluatie Wet op de dierproeven (21 maart 2005), p. 134
(3) Noodzakelijk kwaad – Evaluatie Wet op de dierproeven (21 maart 2005), p. 131
(4) Noodzakelijk kwaad – Evaluatie Wet op de dierproeven (21 maart 2005), p. 135

Indiendatum: apr. 2008
Antwoorddatum: 25 jun. 2008

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Ouwehand (PvdD) over handhaving en sanctionering rondom de Wet op de dierproeven (25 april 2008).

1
Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie van de Wet op de dierproeven 1) (Wod) dat de afstand tussen de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en de beleidsverantwoordelijken op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in belangrijke mate verwatert doordat veel beleidstaken feitelijk zijn ondergebracht bij de VWA? Is deze situatie in de afgelopen drie jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen toe te treffen?

1
Mijn ambtsvoorganger en ik hebben al eerder gereageerd op het rapport en de aanbevelingen daarin. Ook is naar aanleiding van de aanbevelingen een uitgebreide dialoog gevoerd met een groot aantal betrokken organisaties over ondermeer het toezicht. Verder heb ik mijn adviesorgaan op het gebied van de Wod, de Centrale Commissie Dierproeven, om haar reactie gevraagd op zowel het rapport als op mijn beleidsvoornemens naar aanleiding van de dialoog met stakeholders. Ik verwijs hiervoor naar de brieven van 20 december 2005 en 22 oktober 2007 .
De door u genoemde constatering wordt niet onderbouwd, en deel ik niet. De beleidsverantwoordelijkheid ligt bij mijn departement, het toezicht en toezichtbeleid ligt bij de VWA. Er is een goede samenwerking tussen VWS en VWA waarbij ieder werkt vanuit de eigen verantwoordelijkheid.

2
Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie dat Justitie feitelijk buiten spel staat bij het toezicht op de handelingen van de vergunninghouders en bij de opsporingsaspecten van de Wod? 2) Deelt u de conclusie dat de minister van Justitie onder de gegeven omstandigheden geen kans heeft om de politieke verantwoordelijkheid voor de opsporingsaspecten van de Wod waar te maken? Is deze situatie in de afgelopen drie jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen toe te treffen?

2
Justitie staat zeker niet buiten spel bij het toezicht op de Wod. Er zijn in het verleden ook contacten geweest tussen het OM en de toezichthoudende instantie. Echter, omdat er weinig overtredingen worden geconstateerd en nog minder ernstige overtredingen is de inzet van strafrecht veelal niet opportuun. Er zijn begin dit jaar (hernieuwde) afspraken gemaakt tussen het Functioneel Parket en de VWA over de handhaving van de Wet op de dierproeven. Afgesproken is dat het strafrecht ingezet zal worden in die gevallen waarin er ernstig inbreuk wordt gemaakt op dierenwelzijn en waarbij er sprake is van een dader die weloverwogen, calculerend, frauderend en/of recidiverend optreedt.

3
Hoe beoordeelt u de aanbeveling uit de evaluatie om een overgang te maken naar een systeem dat tevens voorziet in bestuursrechtelijke handhaving, aangezien de behoefte bestaat aan mogelijkheden om aan overtredingen daadwerkelijk een einde te maken en in 2005 nog nooit strafsancties leken te zijn opgelegd? In hoeverre zijn er de afgelopen drie jaar maatregelen genomen naar aanleiding van deze aanbeveling? Zo ja, welke? Zo neen, bent u voornemens alsnog maatregelen te nemen?

3
In mijn eerder genoemde brief van 22 oktober 2007 ben ik reeds op het thema toezicht ingegaan. Ik verwijs daarom graag naar de betreffende paragraaf in die brief. In de afgelopen jaren worden weinig overtredingen geconstateerd. De geconstateerde overtredingen zijn vrijwel altijd van dien aard dat ze afgedaan kunnen worden met een (schriftelijke) waarschuwing en afspraken over een passend verbetertraject. Inzet van strafrechtelijke handhaving is daarom tot nog toe nooit nodig geweest. Ook is het intrekken van een (deel van een) vergunning de afgelopen jaren niet nodig gebleken. De VWA wilde graag met het OM afstemmen in welke gevallen inzet van het strafrechtelijk instrumentarium passend zou zijn. Om deze reden zijn de in vraag 2 genoemde afspraken hiernieuwd.
Of een overgang naar een ander sanctiestelsel aangewezen is, zal in de eerste plaats worden bepaald door meer principiële overwegingen omtrent de wenselijkheid van een bestuurlijke dan wel een strafrechtelijke sanctionering. Hierover heeft de Minister van Justitie in het vooruitzicht gesteld dat nog deze zomer een notitie naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

4
Hoe beoordeelt u de constatering uit de evaluatie dat geen enkele externe controle plaatsvindt op het al dan niet voldoen aan de wettelijke erkenningsvereisten nadat een eerste erkenning van een Dieren-Experimenten-Commissie (DEC) heeft plaatsgevonden? 3) Deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is? Is deze situatie in de afgelopen drie jaar verbeterd? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u voornemens hier alsnog maatregelen tegen te ondernemen?

4
Ik deel deze constatering niet want er is extern toezicht op de DECs. De VWA is aangewezen als toezichthouder op de Wod. Jaarlijks bepaalt mijn departement tezamen met de VWA waar de prioriteiten van het toezicht komen te liggen voor het komende jaar. In 2007 en 2008 is bij de prioritering van het beschikbare budget en de beschikbare capiciteit gekozen voor andere onderdelen van het toezichtpalet op de Wod dan de DECs. In 2009 zal het structurele toezicht op de DECs weer worden hervat, waarbij andere onderdelen van de Wod minder of geen aandacht zullen krijgen.


5
Deelt u de zorg die spreekt uit de evaluatie dat het verminderen van de beschikbare capaciteit binnen de VWA een effectieve handhaving van de Wod nagenoeg onmogelijk zou maken? 4) Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u inmiddels heeft ondernomen of nog zult ondernemen om aan deze zorg tegemoet te komen? Zo neen, kunt u dit toelichten?

5
Zie antwoord op vraag 8.

6
Hoe verhoudt de genoemde zorg over de beschikbare handhavingscapaciteit zich tot de brief over het concept jaarplan VWA 2008 die op 8 oktober 2007 naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werd verstuurd, met daarin de constatering dat door vermindering van het budget de ondergrens op het toezicht wordt bereikt, zo niet overschreden?

6
De brief van de VWA van 8 oktober 2007 constateert in het algemeen dat door de vermindering van het budget de ondergrens op het toezicht wordt bereikt, zo niet overschreden. Specifiek voor dierproeven en biotechnologie signaleert de VWA in deze brief geen tekort.

7
Hoeveel fte’s zijn er in 2008 binnen de VWA beschikbaar gesteld voor controles op de naleving van de Wod? Acht u dit aantal voldoende? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid het aantal fte’s dat beschikbaar is voor controles op de Wod te verhogen?

7
Zie antwoord op vraag 8.

8
In welke mate heeft het aantal beschikbare fte’s de afgelopen vijf jaar gefluctueerd? Zo ja, kunt u deze fluctuaties toelichten?

5,7, 8
In 2004 en 2005 was er respectievelijk 6 en 5,5 fte beschikbaar voor dierproeven en biotechnologie. Sinds de start van het agentschap VWA in 2006 is er 5,3 fte voor dit terrein beschikbaar. Het betreft zowel fte’s in de aansturing (0,5 fte) en ondersteuning (1 fte) als toezichthouders (3.8 fte). Door vacatures en ziekte van medewerkers is deze formatie de afgelopen 5 jaar niet volledig inzetbaar geweest. Door de aard van de werkzaamheden is dit niet snel door verschuiving binnen de VWA op te lossen. Bij het vormgeven van de fusiedienst (VWA, PD en AID) zal bezien worden of wijziging van de huidige formatie voor dierproeven en biotechnologie noodzakelijk is.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,



dr. A. Klink

Interessant voor jou

Kamervragen aan de ministers van Defensie en VWS over dierproeven voor defensie

Lees verder

Kamervragen aan de ministers van VWS en OCW over voorlichting aan scholieren over dierproeven door de farmaceutische industrie

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer