Schrif­te­lijke inbreng over PUR-schuim


15 september 2021

Inbreng Partij voor de Dieren - Reactie op verzoek commissie over de brief van Meldpunt inzake PURslachtoffers van 17 februari 2021

De Partij voor de Dieren-fractie heeft kennisgenomen van de stukken en willen de minister daarover nog een aantal vragen voorleggen.

Gezondheidsrisico’s

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen allereerst dat het kabinet aangeeft in de omgang met chemische stoffen te werken op basis van de Europese REACH wetgeving. De leden vragen de minister of dit naar haar mening afdoende zekerheid en bescherming biedt. Zeker gegeven het feit dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in 2019 de Tweede Kamer nog informeerde over het feit dat ruim 1/3e van de chemische dossiers (onder REACH) niet op orde is (Kamerstuk 28 089 nr. 121). Ook gaf het RIVM in 2018 nog aan dat de hoeveelheid stoffen waarover informatie ontbreek groot en erg zorgwekkend is.[1] Voor de leden van de Partij voor de Dieren is op dit moment onvoldoende aangetoond dat op basis van REACH de bescherming van gezondheid en milieu voldoende gewaarborgd is.

Het feit dat chemische dossiers niet op orde zijn en voor een aantal stoffen in PUR-schuim de gezondheidsrisico’s zelfs niet, of niet voldoende, onderzocht zijn baart de leden zorgen.
Zo lezen de leden in het rapport van de Gezondheidsraad over de gevaren en kennishiaten rondom de isocyanaten en de afbraakproducten. Zij vragen de minister uitgebreider te reageren op de daar beschreven gevaren van MDI, MDA en de verschillende monoisocyanaten. Wanneer komt de aangekondigde wettelijke grenswaarde voor isocyanaten? Gaat dit voor diisocyanaten en de verschillende monoisocyanaten gelden? Wat moeten de leden verstaan onder een haalbaarheidstraject waarvan de minister zegt dat dit voorafgaat aan het opstellen van de wettelijke grenswaarde? Kan de minister aan de leden bevestigen dat gedurende dit traject bedrijfsbelangen nooit zullen prevaleren boven gezondheidsbelangen? De leden vragen hiernaar omdat het kabinet een slechte reputatie heeft als het aankomt op het kiezen tussen gezondheidsbelangen en economische belangen.

Voor wat betreft de blootstelling aan polyolen lezen de leden van de Partij voor de Dieren dat daar bisfenol A in gebruikt wordt. Een bewezen hormoonverstorende en reproductietoxische stof waarvan de Partij voor de Dieren de regering al in 2018 opriep die uit te bannen. Kan de minister aangeven waarom het gebruik van bisfenol A nog niet verboden is? En kan zij er voor zorgen dat bisfenol A niet vervangen zal worden door een (welhaast) net zo toxische alternatieve bisfenol variant?

Kan de minister verder aangeven hoe het kan dat over een aantal katalysatoren die gebruikt worden in PUR-schuim geen gegevens over de toxiciteit beschikbaar zijn? Op welke wijze is de toelating op de markt van deze stoffen dan geregeld? Kunt u bevestigen dat, zoals duidelijk werd uit WOB-stukken, in een eerdere versie van het RIVM rapport uit 2016 vermeld stond: “De in PUR gebruikte katalysatoren zijn over het algemeen schadelijk bij inademing”? Welke informatie had ertoe geleid dat die passage werd geschreven? En welke informatie heeft er toe geleid dat deze passage is geschrapt?

Kan de minister aangeven hoe het kan dat over de vlamvertragers (gechloreerde organofosfaten) geen classificaties voor gezondheidsrisico’s beschikbaar zijn? Is de minister van mening dat er voldoende kennis is over de gevaren van deze middelen?

Kan de minister aangeven waarom zij de blaasmiddelen alleen wil aandragen voor gezamenlijke prioritering? Waarom is Nederland niet zelf bereid deze onderzoeken te laten doen? Gaat de minister ook de ontbrekende informatie over de andere stoffen zo snel mogelijk in kaart (laten) brengen? Zo ja, op welke termijn is dit naar verwachting gebeurd?
Mocht dit via de Europese route verlopen, op welke termijn denkt de minister dat dit gebeurd is?

De Gezondheidsraad geeft aan dat voor de MDI alleen de monomere en niet de oligomere moleculen gemeten worden en dat dit leidt tot onderschatting van de blootstelling. Kan de minister een inschatting maken van de mate waarin dit onderschat wordt? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de implicaties van die onderschatting voor de gezondheidsrisico’s?

Werkwijze en bescherming

Kan de minister aangeven of de passage waarin de Gezondheidsraad spreekt over ‘blijvende ventilatie van de kruipruimte’ een van de eisen is die alleen van toepassing is bij het aanbrengen van het PUR-schuim? Of is dit ook van toepassing na het toepassen van het PUR-schuim en zo ja voor hoelang? En kan de minister reflecteren op het gegeven dat de Gezondheidsraad stelt dat ook met geforceerde ventilatie de grenswaarden overschreden kunnen worden.
De leden lezen in het rapport van de Gezondheidsraad dat 90% van de bedrijven in de branche gecertificeerd is. Kan de minister aangeven of zij dat voldoende vindt gegeven de gezondheidsrisico’s? En ook specifiek de risico’s bij onjuiste toepassing. Kan de minister tevens aangeven in welke mate ook bij gecertificeerde bedrijven onjuiste toepassing plaatsvind? Zeker omdat daar in het verleden al veel signalen over zijn geweest. Wat zijn voor haar de consequenties daarvan?
Wat is voor de minister de waarde van de ‘juiste toepassing’ aangezien de Gezondheidsraad ook stelt dat zelfs dan er met de gemeten blootstellingen (die dus nog een onderschatting zijn van de ware blootstelling) er door de handschoen heen blootstelling is. De Gezondheidsraad stelt ook dat het een uit andere sectoren bekend gegeven is dat ook met beschermende middelen toch onvoldoende bescherming geboden kan worden. Wat is de reactie van de minister daarop en welke consequenties heeft het voor het vasthouden aan haar inzet om vooral te sturen op de ‘juiste toepassing’?
Kan de minister tevens aangeven waarom er wel regels zijn vastgelegd in het Bouwbesluit over gebruik van PUR-schuim onder de vloer maar niet bij gebruik elders?


Milieu

In de reactie lezen de leden van de Partij voor de Dieren dat het kabinet in de veronderstelling is een actief beleid te voeren om de milieudruk van de bouw te verminderen en circulariteit in de bouw te vergroten. De leden vragen de minister in hoeverre PUR-schuim, gegeven dat het zich verkleeft met andere materialen waarna het heel moeilijk en enkel tegen hoge kosten weer kan worden gescheiden, gezien kan worden als circulair? In de schriftelijke vragen van april 2021 was zij hierover niet duidelijk daarom vragen de leden nu een betere uitleg. Hoe gaat de minister isolatiemateriaal circulair maken? Hoe kan, in den brede, een circulaire bouwsector worden bereikt wanneer men bouwmaterialen en bouwproducten blijft gebruiken die de circulariteit van de bouwsector in de weg staan? Welk beleid wordt daar breder op gemaakt? Daarnaast vragen de leden zich af in hoeverre de drie genoemde hoofdlijnen van beleid om de milieudruk van de bouw te verminderen, van toepassing zijn op bestaande particuliere woningen - waar veruit de meeste gevallen van woningisolatie met gespoten PUR-schuim plaatsvindt - en niet enkel op nieuwbouw- of grote renovatieprojecten. Ook lezen de leden dat door de eis stapsgewijs te halveren uiterlijk in 2030 milieuvriendelijke materialen en producten aantrekkelijker worden. De leden vroegen zich af in hoeverre dit tijdspad zou kunnen worden versneld en welke mogelijkheden er nu al zijn om voor andere isolatieopties dan gespoten PUR-schuim te kiezen.
Op welke wijze zorgt de minister ervoor dat de isolatie-inspanningen niet leiden tot een verlies aan habitat voor diersoorten? Verder vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren waarom de blaasmiddelen die een langdurige bijdrage leveren aan de opwarming van de aarde, gezien de klimaatcrisis, niet sneller kunnen worden vervangen dan 2023. Zeker gegeven het feit dat alternatieven al beschikbaar zijn.

Overig

De leden van de Partij voor de Dieren vragen de minister wanneer de verdere maatregelen omtrent wettelijke regels voor spouwmuur- en dakisolatie en de termijn voor afwezigheid en verlichte certificering te verwachten zijn? En zij vragen het kabinet, aangezien die meldt dat de NVWA alleen toezicht houdt op PUR-schuim totdat het toepast wordt, bij welke instantie mensen zich dan moeten melden nadat het toegepast is?

De leden vragen de minister de Kamer te informeren over de contacten die het ministerie het afgelopen decennium heeft gehad over PUR-schuim met partijen uit de sector, met bedrijven en met kennisinstellingen. Heeft het ministerie op enig moment bij kennisinstellingen (zoals RIVM of TNO) aangedrongen op aanpassingen in onderzoeksopzet dan wel uitkomst?

De leden vragen de minister ook op welke manier zij zich ervoor inzet dat voor het testen van de verschillende chemicaliën zo min mogelijk of het liefst helemaal geen proefdieren gebruikt worden.

Kan de minister tot slot aangeven waarom het aan werkgevers is om een risico inschatting te maken? Is het niet aan producenten om deugdelijk onderzoek te doen naar de risico’s? Is het niet aan de overheid om aan de hand van die onderzoeken te besluiten over toelating? Om grenswaardes op te stellen? Is naar mening van de minister dit voor alle stoffen in PUR-schuim adequaat en voldoende onderzocht?


[1] https://nos.nl/artikel/2258358...

Interessant voor jou

Bijdrage Vestering aan debat over het mestbeleid

Lees verder

Bijdrage Van Raan aan commissiedebat Mijnbouw/Groningen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer