Kamer­vragen aan de ministers van VROM, LNV en VWS over een accijns­heffing op vlees vanwege vervuiler betaalt principe


Indiendatum: aug. 2007

Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de minister van Volkshuisvesting, Milieu en Ruimtelijke Ordening, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een accijnsheffing op vlees vanwege vervuiler betaalt principe

d.d. 21 augustus 2007

1. Kent u het bericht ‘Niet alleen accijns op olie en tabak, maar ook op vlees’1)?

2. Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat de vleesconsumptie in de beleidsplannen van het kabinet ten aanzien van het hanteren van het ‘vervuiler betaalt principe’ stelselmatig buiten schot blijft? Zo ja, op welke wijze wilt u alsnog vleesconsumptie meenemen in uw klimaat- en milieubeleid? Zo neen, waarom niet en waar blijkt uit dat u wel degelijk de negatieve aspecten van vleesconsumptie op het milieu en klimaat meeneemt in uw beleidsplannen?

3. Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat de bijdrage van vleesconsumptie aan klimaatverandering en een afnemende biodiversiteit zeer fors is? Zo ja, op welke wijze wilt u deze bijdrage verminderen en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?

4. Erkent u de resultaten in het rapport van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) 2) dat stelt dat het beperken van de vleesconsumptie een van de weinige maatregelen is om op korte termijn direct effect te hebben en de achteruitgang van biodiversiteit in de wereld te remmen? Zo ja, op welke wijze gaat u deze bevindingen meenemen in uw beleid voor de komende vier jaar en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en op basis waarvan wilt u de resultaten van het MNP weerspreken of naast u neerleggen?
5. Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat een consumentenheffing op vlees recht doet aan het ‘vervuiler betaalt principe’ wat door deze regering in het beleidsplan is opgenomen? Zo ja, op welke wijze wilt u deze heffing invoeren en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoe kunt u verantwoorden dat op andere terreinen wel heffingen worden gepland (zoals bijvoorbeeld kilometerheffing), terwijl een heffing op vlees minstens zo effectief is?

6. Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat een afname van de consumptie van vlees met 9% een reductie van CO2 oplevert welke gelijk is aan de verwachte reductie na invoering van de kilometerheffing? Zo ja, bent u voornemens in te zetten op een reductie van de vleesconsumptie in Nederland van minstens 9%? Zo neen, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de ambitieuze en noodzakelijke klimaatdoelen die het kabinet zich heeft gesteld?

7. Is het waar dat elk Europees land accijns kan inzetten om het gebruik van bepaalde consumptiegoederen af te remmen? Zo ja, bent u voornemens een accijnsheffing op vlees in te voeren? Zo neen, bent u voornemens de mogelijkheden voor het heffen van accijns op vlees te onderzoeken en deze resultaten te gebruiken voor toekomstig beleid?

8. Kunt u aangeven of u een verhoging van de heffing op vlees naar 19% BTW tarief of een vergelijkbare accijns een effectieve methode vindt om de vleesconsumptie af te remmen? Zo ja, op welke wijze wilt u deze heffing invoeren en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en wat is volgens u wel een goede methode om de vleesconsumptie te verminderen?

9. Kunt u aangeven of u de mening deelt van de onderzoekers van het CE dat een reductie van de vleesconsumptie een bijdrage kan leveren aan een gezondere samenleving? Zo ja, op welke wijze wilt u zich hiervoor inzetten? Zo neen, waarom niet en kunt u aangeven waarom u de mening van de onderzoekers in twijfel trekt als zij stellen dat de dierlijke eiwit consumptie hoger is dan strikt genomen gezond?


1) Volkskrant, 21 augustus 2007
2) MNP-rapport “Cross-Roads of Life on Earth: Exploring means to meet the 2010 Biodiversity Target.” Het rapport is na een internationale review verschenen als Nr 31 in de Technische Series van de Biodiversiteitsconventie.

Indiendatum: aug. 2007
Antwoorddatum: 16 okt. 2007

Antwoord van minister Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), mede
namens de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Financiën.

1. Ja.

2., 3. en 4. Er is nog sprake van kennishiaten waardoor het onzeker is of en hoe het vervuiler betaalt principe succesvol kan worden toegepast op vleesconsumptie c.q. de vleesketen. Met de onderzoekers van het CE en het MNP ben ik van mening dat vleesconsumptie een aanmerkelijke bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgasemissies en het afnemen van biodiversiteit. Eén van de grootste drukfactoren voor het verlies van biodiversiteit is veranderd landgebruik, zoals omzetting van natuur- in
landbouwgebieden. Voor de productie van vlees is landbouwareaal voor veevoer benodigd en dit areaal neemt bijvoorbeeld in Zuid-Amerika steeds meer toe. Over de duurzaamheidsaspecten van de
productie van soja voor toepassingen in diervoerders, biobrandstoffen en humane voedingsmiddelen is reeds eerder middels een brief met de Tweede Kamer gecommuniceerd (Tweede Kamer, 2006–2007, 30 800 XIV, nr. 106). Hierin is o.a. de inzet van het Rijk en het Nederlandse bedrijfsleven voor de verduurzaming van de sojaproductie uiteengezet. Het Rijk zet onder meer in op:
– continuering van de dialoog van de Nederlandse regering met relevante stakeholders, zoals met overheden in de teeltgebieden, NGO’s, het bedrijfsleven;
– ondersteuning aan de Round Table on Responsible Soy (RTRS);
– ondersteuning van onderzoek;
– opbouw van expertise van de sojateelt in Argentinië en ondersteuning aan het Argentijnse
landbouwministerie;
– inbreng in internationale fora.
Concrete stappen tot het beperken van de vleesconsumptie vergen vooraleerst een goed inzicht in de
handelingsperspectieven, milieu- en andere maatschappelijke effecten van vervangingsstrategieën en de voor realisatie benodigde beleidsinstrumenten. In dit verband verwijs ik naar mijn antwoord op
vragen van het lid Thieme van uw Kamer over het uitgeven van extra dierrechten (TK 2006–2007,
2060721350) waarin ik aangeef een onderzoek te starten naar de milieueffecten van
vervangingsstrategieën voor vlees en de mogelijkheden tot implementatie van deze vervangingsstrategieën. Naar verwachting zullen vervangingsstrategieën onderling verschillen wat betreft de milieu- en andere maatschappelijke effecten. Het kan resulteren in kleinere porties, overgang naar zuivel of plantaardige eiwitbronnen, overstappen op goedkoper vlees en nog veel andere
varianten. Als uit de resultaten blijkt dat deze strategieën bijdragen tot een transitie naar de consumptie van plantaardige eiwitten met aanmerkelijke positieve maatschappelijke effecten en instrumenteerbaar zijn, zal het kabinet overwegen of en zo ja hoe het zo’n verandering wil stimuleren.

5., 7. en 8. In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat er nog kennishiaten zijn voor de beantwoording van de vraag of het »de vervuiler betaalt principe» succesvol kan worden toegepast op de vleesconsumptie. Hierbij wijs ik erop dat bij uw Kamer in behandeling is het burgerinitiatief van Milieudefensie «Stop fout vlees». Zoals u bekend is, heeft de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit aan het Centraal Planbureau en aan het Milieu- en Natuurplanbureau gevraagd een doorrekening te maken van het voorstel van Milieudefensie. De resultaten van die onderzoeken worden eind september 2007 verwacht. Afrondende besluitvorming door de Tweede Kamer over het burgerinitiatief is voorzien in de loop van oktober 2007. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, vergen concrete stappen tot het beperken van de vleesconsumptie goed inzicht in de keuzemogelijkheden en effecten van vervangingsstrategieën en beleidsinstrumenten, waaronder ook
een heffing op vlees. Daarbij heb ik aangegeven dat, indien de resultaten van het op te starten onderzoek daar aanleiding toe geven, het kabinet zal overwegen of en zo ja hoe het een transitie naar de consumptie van plantaardige eiwitten wil stimuleren. Voor het antwoord op de vraag of een lidstaat van de Europese Unie een accijns op bepaalde consumptiegoederen kan inzetten, verwijs ik kortheidshalve naar brieven van de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer: «Consumentenheffing ter financiering van destructiekosten» (TK 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 8) en «Toekomst van de intensieve veehouderij in Nederland», (TK 2003–2004, 28 973, nr. 2). Daarin is geconcludeerd dat invoering van een heffing op vlees stuit op handelspolitieke, fiscaal-juridische en administratieve bezwaren. Deze bezwaren gelden nog steeds. Voor wat betreft de vraag naar een mogelijke BTW-differentiatie verwijs ik kortheidshalve naar de brief over «BTW-tariefdifferentiatie» (Financiën, 0200109, niet-dossierstuk 2001–2002, van 12 maart 2002) van de
toenmalige Staatssecretaris van Financiën. Het kabinet heeft thans dan ook geen voornemens tot
invoering van een heffing op vlees; het wacht de uitkomsten van de hiervoor bedoelde onderzoeken en de behandeling van het burgerinitiatief in de Tweede Kamer af. Dat op andere terreinen wel heffingen
worden gepland heeft vooral te maken met de inpasbaarheid van heffingen in het fiscale stelsel en de
fraudegevoeligheid, de houdbaarheid bij toetsing ervan aan het Europese staatssteunkader en de ermee gepaard gaande administratieve lasten, zomede met het maatschappelijk draagvlak voor een
heffing. Op de vraag wat een goede methode is om tot vermindering van de vleesconsumptie te komen, zal ik Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel 286 ingaan zodra de resultaten van het
onderzoek naar de milieueffecten van vervangingsstrategieën voor vlees bekend zijn.

6. De onzekerheden bij het maken van dergelijke berekeningen zijn groot en verschillende ervaren onderzoekers kunnen in zo’n situatie tot uiteenlopende berekeningen komen, die door voortschrijdend inzicht steeds meer op een lijn komen. In voorlopige berekeningen van het MNP heeft 9% minder
vleesconsumptie ruim 30% minder invloed op de daling van de uitstoot van broeikasgassen dan de
onderzoekers van het CE aangeven. Dit neemt niet weg dat de geraamde omvang van de uitstoot relevant is. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4.

9. Ik deel de mening van de onderzoekers niet zonder meer. Het beleid met betrekking tot gezonde
voeding is gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Hierin wordt
benadrukt dat de totale voeding centraal moet staan en niet afzonderlijke producten. Wat betreft
gezondheid wordt geen onderscheid gemaakt tussen dierlijk en plantaardig eiwit. Als eiwitbron kan
vlees worden gegeten maar ook vis of bijvoorbeeld een vleesvervanger. Vlees past, mits met mate gegeten, in een gezond voedingspatroon. In antwoord op de kamervragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(nr. 2078, ingezonden 1 juni 2007) is reeds gedetailleerd ingegaan op de inzet van deze departementen m.b.t. een gezonde samenstelling van producten. Stimulering van innovaties op dit gebied kan niet los
worden gezien van een ontwikkeling richting duurzaam geproduceerde eiwitten, plantaardig dan wel dierlijk. Hierbij verwijs ik dan ook naar deze antwoorden.

Interessant voor jou

Vervolgvragen aan de ministers van LNV en VROM over megastallen (vervolg op vragen van deze leden over varkensstallen; beantwoord op 10 juli)

Lees verder

Kamervragen aan de ministers van LNV en Justitie over de toename van de smokkel van reptielen per postpakket

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer