Kamer­vragen aan de ministers van LNV en VROM over bijen­sterfte


Indiendatum: apr. 2007

Vragen van het lid Thieme van de Partij voor de Dieren aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over bijensterfte

  1. Kent u het bericht ‘Dode bijen op stoep Bayer Brussel’ ? (1)
  2. Kunt u zeggen of Regent TS en Gaucho in Nederland toegelaten middelen zijn? Zo ja, voor welke teelten en voor welke toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen illegaal worden toegepast?
  3. Heeft het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid al conclusies getrokken uit het onderzoek dat het Franse Agentschap voor voedselveiligheid AFSSA deed naar de effecten van de moleculen fipronil en imidaclopride op bijenvolken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke consequenties worden hieraan verbonden voor de toelating van het middel?
  4. Kunt u zeggen of de bestanddelen fipronil en imidaclopride in andere middelen en/of toepassingen zijn toegestaan in Nederland? Zo ja, in welke middelen en voor welke toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen illegaal worden toegepast in Nederland?
  5. Bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar de milieu-effecten van fipronil en imidacloride en op basis van reeds bekende onderzoeksgegevens van AFSSA een tussentijdse standstill voor het gebruik van deze middelen in te stellen?
  6. Hoe beoordeelt u de berichten over massale bijensterfte naar aanleiding van het gebruik van deze middelen en in relatie tot de uitspraak van Albert Einstein: “als de bij sterft, heeft de mens nog vier jaar te leven. Geen bijen meer, geen bevruchting meer, geen gras meer, geen dieren meer, geen mens meer”?
  7. Bent u van mening dat continue monitoring van bijenvolken noodzakelijk is om een trend van grootschalige sterfte van bijen tijdig te kunnen keren? Zo ja, op welke wijze worden bijenvolken in Nederland gemonitord en welke trends zijn daarin tot op heden waar te nemen? Zo neen, waarom niet?
  8. Kunt u aangeven op welke wijze en door welke instanties onderzoek wordt gedaan naar de gezondheid en populatieomvang van bijenvolken in Nederland?
  9. Kunt u aangeven op welke wijze u de resultaten van dit onderzoek gebruikt om de situatie en habitat voor bijenvolken te optimaliseren?
  10. Kunt u aangeven wat uw beleid is voor de komende vier jaar om de omvang en de gezondheid van bijenvolken in Nederland te garanderen?

(1) HLN d.d. 23-04-07

Indiendatum: apr. 2007
Antwoorddatum: 7 jun. 2007

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over bijensterfte.

1
Kent u het bericht 'Dode bijen op stoep Bayer Brussel'?

Ja.

2 en 4
Kunt u zeggen of Regent TS en Gaucho in Nederland toegelaten middelen zijn? Zo ja, voor welke teelten en voor welke toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen illegaal worden toegepast?
Kunt u zeggen of de bestanddelen fipronil en imidaclopride in andere middelen of toepassingen zijn toegestaan in Nederland? Zo ja, in welke middelen en voor welke toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen illegaal worden toegepast in Nederland?


Het gewasbeschermingsmiddel Regent TS is in Nederland niet toegelaten. Over illegaal gebruik van dit middel is niets bekend. Overigens ligt dat niet voor de hand gelet op de beschikbaarheid van andere middelen. Gaucho is in Nederland toegelaten als zaad¬behandelingsmiddel (op basis van imidacloprid) met toepassingen in suiker- en voeder¬bieten tegen diverse insecten (‘Gaucho’), in snijmaïs en korrelmaïs tegen diverse insecten (‘Gaucho rood’) en in sla, kool en prei tegen bladluizen en tripsen (‘Gaucho tuinbouw’).

Middelen op basis van fipronil:
In Nederland zijn twee middelen (Violin en Mundial) op basis van fipronil met een landbouwkundige toepassing toegelaten. Violin is geregistreerd voor toepassing in snijbloemen en potplanten onder glas ter bestrijding van trips door middel van een gewasbehandeling.
Mundial is toegelaten als zaadbehandeling met een toepassing in bloemkool, broccoli, rodekool, savooienkool, spitskool, spruitkool en witte kool ter bestrijding van de larven van de koolvlieg.

Middelen op basis van imidacloprid:
Naast Gaucho zijn er in Nederland zeven middelen op basis van imidacloprid met een landbouwkundige toepassing toegelaten tegen diverse insecten.
Er zijn drie middelen (AA Insecten staafje, POKON Plantstick en Provado insectenpin) geregistreerd voor particulier gebruik in sierplanten in potten en bakken. De middelen bestaan uit een kant-en-klaarstaafje dat in de grond dient te worden gestoken. Eén middel (Provado Garden) is geregistreerd voor particulier gebruik in siergewassen in de tuin door middel van een aangietbehandeling of een gewasbehandeling, in appels en peren in de tuin of particuliere boomgaard door middel van een gewasbehandeling en in het gazon door middel van een aangietbehandeling.
Er is één middel (Amigo) toegelaten in aardappel tegen bladluizen. Dit middel wordt als grondbehandeling bij het poten toegepast. Ten slotte zijn er twee middelen (Admire en Imex-imidacloprid) met de onderstaande toepassingen toegelaten:
- appel en peer tegen groene appelwants, bladluizen en zaagwespen door middel van gewasbehandeling;
- aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika op substraat onder glas waarbij het middel met de voedingsoplossing meegedruppeld wordt. Het middel wordt toegepast tegen bladluizen en larven van kaswittevlieg;
- plantmateriaal van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika onder glas tegen bladluizen door middel van een gewasbehandeling;
- bloemisterijgewassen op substraat onder glas waarbij het middel met de voedings¬oplossing meegedruppeld wordt. Het middel wordt toegepast tegen bladluizen en larven van de kaswittevlieg;
- bloemisterijgewassen onder glas en in de vollegrond tegen bladluizen en larven van kaswittevlieg door middel van een gewasbehandeling;
- bloembollen en bolbloemen tegen bladluizen en gladiolentrips door middel van een gewasbehandeling of een dompelbehandeling;
- boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas en in de vollegrond tegen bladluizen en buxusbladvlo door middel van een gewasbehandeling.

Toepassingen zijn alleen toegestaan vóór en na de bloei van de gewassen. Zowel bij de middelen op basis van fipronil als op basis van imidacloprid (gewasbehandelingen) is een waarschuwing opgenomen dat het middel gevaarlijk is voor bijen en hommels.

3
Heeft het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid al conclusies getrokken uit het onderzoek dat het Franse Agentschap voor voedselveiligheid, AFSSA, deed naar de effecten van de moleculen fipronil en imidaclopride op bijenvolken? Zo ja, welke consequenties worden hieraan verbonden voor de toelating van het middel? Zo neen, waarom niet?

Het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft nog geen conclusies getrokken uit het onderzoek dat de AFSSA heeft uitgevoerd. Reden hiervoor is dat er nog geen verzoek is gedaan bij EFSA.

5
Bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar de milieueffecten van fipronil en imidacloride en op basis van reeds bekende onderzoeksgegevens van AFSSA een tussentijdse standstill voor het gebruik van deze middelen in te stellen?

Bij de beoordeling van de toelatingsaanvraag voor deze middelen zijn de riscio’s voor het milieu meegenomen. Daarbij is gebleken dat gebruik van deze middelen toelaatbaar is met inachtname van het wettelijk gebruiksvoorschrift. In het wettelijk gebruiksvoorschrift wordt aangegeven onder welke voorwaarden en met welke dosering, frequentie van toediening e.d. een middel mag worden toegepast. Expliciet is op het etiket aangegeven dat deze middelen gevaarlijk zijn voor bijen en hommels en dat toepassing tijdens de bloei van gewassen niet is toegestaan. De middelen mogen dan alleen worden gebruikt ruim vóór of na de bloei. Met andere woorden bij juiste toepassing van de middelen is de kans op bijensterfte zeer gering.

Een aantal van de genoemde middelen wordt toegepast in de zaadbehandeling.
Door de producenten is veel onderzoek gedaan om te komen tot een geschikt middel voor zaadbehandeling.
Daarnaast wordt in de evaluatie van de Nota Duurzame gewasbescherming, die in januari aan uw Kamer is toegezonden, imidacloprid genoemd in de top tien van meest milieu¬belastende werkzame stoffen voor het oppervlaktewater (volgens metingen uit de bestrijdingsmiddelen atlas). In het kader van het convenant duurzame gewasbescherming wordt uitwerking gegeven aan de mogelijke oplossingen om de emissie van deze stoffen te verminderen. Ik acht het dan ook niet noodzakelijk separaat nader onderzoek te laten uitvoeren.

Wat een tussentijds standstill betreft het volgende. Een besluit over de toelating van een gewasbeschermingsmiddel of biocide wordt genomen door het College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB). Dit is een ZBO die is opgericht om op afstand van de overheid op basis van een onafhankelijke, wetenschappelijke beoordeling over een toelatings¬aanvraag te beslissen. Een tijdelijk intrekking van de toelating, zoals u voorstelt, is derhalve een bevoegdheid van het CTB. Het CTB kan een dergelijk besluit nemen ingeval er zich nieuwe wetenschappelijke feiten voordoen die daar aanleiding toe geven.

6
Hoe beoordeelt u de berichten over massale bijensterfte naar aanleiding van het gebruik van deze middelen en in relatie tot de uitspraak van Albert Einstein: “als de bij sterft, heeft de mens nog vier jaar te leven. Geen bijen meer, geen bevruchting meer, geen gras meer, geen dieren meer, geen mens meer”?

Bijensterfte, of de zogenaamde wintersterfte, is een normaal verschijnsel in de imkerij. Er is nog veel onbekend over deze bijensterfte. Veelal in het voorjaar ontdekken imkers tijdens inspecties dat een aantal van hun volken de winter niet heeft overleefd.
In Europa (inclusief Nederland) fluctueren de sterftepercentages jaarlijks, met andere woorden er is geen stijgende of dalende trend waar te nemen.

De laatste jaren worden er in een aantal Europese landen (inclusief Nederland) een hoger sterftepercentage waargenomen dan normaal. In Nederland ziet het er echter naar uit dat de sterfte dit voorjaar lager is dan vorig jaar.
Er zijn allerlei mogelijke oorzaken voor sterfte van bijenvolken, zoals bijenziekten, slechte imkerpraktijken, vergiftiging en klimaatsfactoren. De oorzaak van sterfte is vaak moeilijk te achterhalen. Wel kunnen door onderzoek bepaalde oorzaken worden uitgesloten.
Met name in Zuideuropese landen wordt aangegeven dat genoemde middelen een rol spelen in verhoogde bijensterfte, echter een verband tussen deze middelen en verhoogde bijensterfte is in onderzoeken nooit aangetoond.

7, 8 en 9
Deelt u de mening dat continue monitoring van bijenvolken noodzakelijk is om een trend van grootschalige sterfte van bijen tijdig te kunnen keren? Zo ja, op welke wijze worden bijenvolken in Nederland gemonitord en welke trends zijn daarin tot op heden waar te nemen? Zo neen, waarom niet?
Kunt u aangeven op welke wijze en door welke instanties onderzoek wordt gedaan naar de gezondheid en populatieomvang van bijenvolken in Nederland? Kunt u aangeven op welke wijze u de resultaten van dit onderzoek gebruikt om de situatie en habitat voor bijenvolken te optimaliseren?
Kunt u aangeven wat uw beleid is voor de komende vier jaar om de omvang en de gezondheid van bijenvolken in Nederland te garanderen?

In Nederland doet het instituut Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (WUR-PPO), sector bijen, onderzoek naar gezondheid en populatieomvang van bijenvolken. PPO monitort de bijensterfte door enquêtes af te nemen bij imkers. Alleen monitoring is echter niet voldoende om iets te doen aan een verhoogde bijensterfte. Het instituut doet onderzoek op monsters van dode bijen om de oorzaken van sterfte na te gaan, waaronder bestrijdingsmiddelen. Financiële middelen voor het onderzoek komen deels van de EU, de imkerbonden en het ministerie van LNV (in het kader van onderzoek naar duurzame bestrijding van de varroamijt). In dit onderzoek werkt PPO samen met andere Europese landen.
Vorige maand zijn in een internationale bijeenkomst van onderzoekers uit 16 EU landen en de VS afspraken gemaakt over gezamenlijk onderzoek en uitwisseling van informatie. Er zijn werkgroepen gevormd rond een aantal thema's, onder andere rond het thema bestrijdingsmiddelen.
Onlangs is PPO weer met een driejarig onderzoeksprogramma gestart. Indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding voor geven, kunnen maatregelen worden getroffen om bijensterfte tegen te gaan.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,


G. Verburg

Interessant voor jou

Kamervragen aan de minister van LNV over veetransporten naar Rusland

Lees verder

Kamervragen aan de minister van LNV over damherten

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer