Stoppen met de vee-industrie, stoppen met produ­ceren voor de wereld­markt


Onze idealen

  • We slaan de weg in naar een duurzame, plantaardige toekomst. Om te beginnen krimpt het aantal dieren in de veehouderij met 75%. We gebruiken onder meer de Europese landbouwsubsidies om boeren te helpen omschakelen naar duurzame plantaardige voedselproductie.
  • Nederlandse boeren gaan primair werken voor de eigen markt: we stoppen met produceren voor de export.
  • We besparen de belastingbetaler veel geld en de boeren veel regeldruk door te stoppen met de symptoombestrijding. Er worden geen subsidies meer besteed aan technologische lapmiddelen om de milieuschade van de veehouderij te beperken. Dat beleid heeft aantoonbaar gefaald en ook voor de toekomst hoeven we er niets van te verwachten. We spelen deze subsidies vrij voor een veel betere oplossing: boeren helpen de overstap te maken naar werkelijk duurzame landbouw.
  • Gezonde plantaardige voeding wordt goedkoper: de btw op groente en fruit gaat naar het nultarief. De maatschappelijke kosten van dierlijke producten worden doorberekend in de prijs.
  • Het voedselaanbod wordt ingericht op de duurzame keuze. Plantaardig voedsel wordt de norm, dierlijke producten de uitzondering. Het succesvolle concept ‘Carnivoor? Geef het door!’ wordt volop aangemoedigd en in elk geval doorgevoerd bij alle overheidsinstellingen.
  • De miljoenensubsidies voor de promotie van dierlijke producten kunnen veel beter worden besteed. We zetten ze om naar campagnes gericht op de bevordering van een plantaardig voedingspatroon.
  • Schoolmelkregelingen worden stopgezet.
  • Plantaardige alternatieven voor vlees, vis, zuivel en eieren hebben de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. Dit succes bouwen we uit door de ontwikkeling van deze innovaties volop te stimuleren en ondersteunen. Onder voorwaarde dat er geen gebruik wordt gemaakt van het serum van kalfjes of andere producten die gepaard gaan met dierenleed, kunnen ook kweekalternatieven worden gestimuleerd.

Een fundamentele omslag vraagt de moed om te stoppen met wat niet meer kan. Het vastgelopen landbouwmodel is gebaseerd op twee grote misverstanden. Het eerste misverstand is dat het gebruiken van dieren zou zorgen voor meer voedsel. Dat klopt niet. De veehouderij is geen voedselproducent, maar juist een voedselverspiller. Wie dieren fokt voor voedsel, zal er immers voor moeten zorgen dat die dieren gevoerd worden. Dat kost veel meer voedsel dan het oplevert in de vorm van vlees en zuivel. En we krijgen een mestoverschot op de koop toe. Wanneer we de landbouwgrond die nodig is om dieren te voeden, gebruiken om voedsel te telen voor mensen, kunnen we iedereen voeden én houden we grond over om terug te geven aan de natuur. Daarmee lossen we ook alle (milieu)problemen die wel gepaard gaan met veehouderij, maar niet met de teelt van plantaardige eiwitten - zoals de stikstofcrisis - in één klap op. De eerste cruciale keuze voor een houdbaar voedselsysteem is dus: we bevrijden de dieren uit de voedselketen en nemen afscheid van de vee-industrie.

Het tweede misverstand is dat een klein, dichtbevolkt land als Nederland de tweede voedselexporteur van de wereld zou kunnen zijn. Talloze studies leren dat een land als Nederland te hoge grondprijzen en andere kosten kent om met bulkproducten tegen de laagste prijs te kunnen concurreren. De tweede cruciale keuze die gemaakt moet worden, is dat we primair gaan produceren voor de lokale markt.

Het standpunt Stoppen met de vee-industrie, stoppen met produceren voor de wereldmarkt is onderdeel van: Duurzame landbouw en gezond voedsel